De rechtspositie van de kunstenaar

ico Esther Didden

  • opdrachtgeverschap en openbare ruimte
1983 Muziektheater, Amsterdam Dynamisch Lichtplafond

De staat van een kunstwerk

Sinds enkele jaren heb ik een nieuwe tijdsbesteding, ik fotografeer kunst in de openbare ruimte. Ongeacht het weer fotografeer ik kunstwerken door heel Nederland en plaats deze op mijn insta. Inmiddels heb ik een aardige collectie en veel kunstwerken staan er prima bij. Zo nu en dan kom ik echter een kunstwerk tegen in zeer slechte staat. Niet onderhouden, ronduit verwaarloosd en een schim van wat het ooit was. Sommige van deze kunstwerken behoren tot de zogenoemde sleutelwerken; de honderd beste kunstwerken in de openbare ruimte na 1945 (en tot en met 2019). Deze kunstwerken zijn in het kader van het veertigjarig jubileum van BK-informatie door een werkgroep tot sleutelwerk gekozen om wat ze ooit waren, en nog steeds kunnen zijn, niet om hoe ze er nu bij staan. In de werkgroep zaten mensen die vanwege hun professie veel weten over de totstandkoming van kunst in de openbare ruimte maar ook goed zicht hebben op wat er zoal aan kunstwerken in Nederland staat of stond.

Je kan als kunstenaar hoog en laag springen, als de eigenaar het kunstwerk niet wil onderhouden, wordt het niet onderhouden.

Als ik een sleutelwerk in deplorabele staat heb aangetroffen, informeer ik altijd de betreffende kunstenaar. Hun reacties liegen er niet om, vaak zijn ze al jarenlang in strijd met de opdrachtgever van destijds (meestal een gemeente) om het werk fatsoenlijk te onderhouden, om goed eigenaarschap te tonen. Maar op een gegeven moment is de kunstenaar, begrijpelijk, het strijden beu want het leidt nergens toe. Je kan als kunstenaar hoog en laag springen, als de eigenaar het kunstwerk niet wil onderhouden, wordt het niet onderhouden.

Ik dacht al een tijd na wat ik kon doen met deze verhalen, toen we op de redactie een mail van kunstenaar Peter Struycken en zijn goede vriend en emeritus hoogleraar moderne kunst Carel Blotkamp ontvingen, waarin zij aandacht vroegen voor de rechtspositie van kunstenaars inzake deze materie. Als vakblad hebben we in ons jubileumproject in 2020 veel aandacht besteed aan kunst in de openbare ruimte, en dat waardeerden zij. Maar kunstwerken in de openbare ruimte worden soms verwijderd, verplaatst of opgeslagen schreven ze. In zulke gevallen is er voor kunstenaars meestal weinig geregeld. Ze kunnen zich beroepen op het auteursrecht of persoonlijkheidsrecht maar bij het werken in de openbare ruimte schieten beide meestal tekort. Hier wilde ik meer over weten, en ik ging bij hen op bezoek.

Peter Struycken

Peter Struycken (1939) geldt als een van de meest bekende en gerespecteerde Nederlandse beeldend kunstenaars van zijn generatie. Sinds de vroege jaren zestig is hij als kunstenaar actief. Aan belangstelling voor zijn werk heeft het hem nooit ontbroken. Hij is de eerste kunstenaar in Nederland die de computer een belangrijke rol liet spelen in het tot stand komen van zijn werk. Hij maakte naast zijn vrije werk ook ruim tweehonderd grote en kleine gebonden werken in architectuur en openbare ruimte. Daarnaast decors en verlichting voor het theater, werken in textiel en de Beatrix Koninginnezegel met de puntjes. Een indrukwekkend aantal. Van de werken in architectuur en openbare ruimte is echter inmiddels zo’n tachtig procent vernietigd. Tegenwoordig gaat er voor Struycken veel te veel tijd in de resterende werken zitten; in herstel, aanpassing en verplaatsing en vooral in het daarmee gepaard gaande overleg. Hoewel er partijen zijn die zich het lot van zijn nog overgebleven werken aantrekken, moet hij toch zelf alle beslissingen over de inhoudelijke aspecten nemen die de vormgeving betreffen en het testen van nieuwe materialen en het organiseren van de uitvoering. Meestal komt hij er per toeval achter dat er iets aan de hand is met een van zijn kunstwerken.

Recente praktijken

Samen met Struycken en Blotkamp bespreek ik verschillende situaties uit de recente praktijk. Bijvoorbeeld die over een kunstwerk van Struycken dat na grootschalige renovatie van de omgeving ernstig beschadigd is en waarvan het herstel politiek afgedwongen moet worden (Arnhem). Of een kunstwerk dat, doordat een architect het gebouw gaat uitbreiden, voor negentig procent wordt verwijderd en waarbij het Struycken niet lukt de laatste tien procent ook verwijderd te krijgen (Utrecht). Of een lichtkunstwerk in een parkeergarage dat voor onderhoud wordt ondergebracht bij de dienst Verkeer en dat voor het gemak wordt vervalst en vervangen door een commercieel programmaatje van Philips (Groningen). Of een lichtwerk waar een computergestuurde lichtinstallatie voor het plafond van een theaterzaal wordt vervangen door een door de zoon van de theatertechnicus zelfgemaakt algoritme wat vervolgens niet meer wordt gebruikt (Amsterdam). Of een werk voor de gevel van een museum dat onder het mom van een ingrijpende verbouwing de kunstenaar noopt het werk te annuleren, waarbij vervolgens blijkt dat de verbouwing in het geheel niet plaatsvindt terwijl het werk wel is gesloopt (Utrecht). Of een groot lichtwerk voor een ziekenhuis waarvan het bestuur meent dat het toch nu en dan voor een publiciteitscampagne voor een goed doel gebruikt moet kunnen worden (Leeuwarden). Het is slechts een kleine greep uit velen.

Voor een kunstenaar is het beginnen van een rechtszaak om verwijdering te bespoedigen een kostenkwestie die hij niet snel zal aangaan

Struycken: “Verwijdering / vernietiging van een kunstwerk door de eigenaar is wettelijk toegestaan. Misschien dat verplaatsing in sommige gevallen als ‘reputatieschade’ kan worden aangemerkt. In dat geval helpt alleen een peperdure, langlopende rechtszaak. Opslag door de eigenaar mag wel. Het effect is gelijk aan vernietiging. In mijn praktijk maak ik gedeeltelijke afbraak mee. In principe is dat schade die in aanmerking komt voor een beroep op het persoonlijkheidsrecht. Maar de eigenaar kan in zo’n geval verklaren dat hij bereid is om het gehele werk te verwijderen, maar dat hij dat gefaseerd wil doen. Voor een kunstenaar is het beginnen van een rechtszaak om verwijdering te bespoedigen een kostenkwestie die hij niet snel zal aangaan.”

Rood-wit-blauw-oranje signaal

Laat ik een situatie concretiseren. Het kunstwerk Rood-wit-blauw-oranje signaal is door Struycken in 1985 gemaakt in opdracht van de rijksoverheid voor het toenmalige Douane Emplacement bij de grensovergang Hazeldonk. Het werk bestaat uit vier stalen bogen van twaalf meter doorsnede op een grondvlak van 24 x 48 meter. Het douanegebouw werd ontworpen door Benthem Crouwel Architecten. In 2014 maakte de douane bekend dat in 2015 het kantoor in Hazeldonk zou sluiten. Het douanegebouw werd verkocht en kreeg een nieuwe eigenaar. Deze gaf aan dat het kunstwerk niet paste bij de toekomstige bestemming van het terrein en Struycken kon het komen ophalen. Vanuit de voormalige opdrachtgever, de rijksoverheid, werd niets geregeld; na het realiseren van een kunstwerk behoort een kunstwerk aan de eigenaar van het gebouw toe en trekt de overheid zich terug.

Struycken nam contact op met Erfgoedvereniging Heemschut of zij in deze kwestie iets voor hem konden betekenen. Dat konden ze. Namens deze vereniging zetten Gerard van den Berg en Erik Luermans zich in voor kunstwerken in de openbare ruimte van na 1965.
Zij namen contact op met de nieuwe eigenaar van het douanegebouw en dus van het kunstwerk, en gingen met hem in gesprek. De nieuwe eigenaar verleende zijn medewerking aan ontmanteling van het kunstwerk. Ze regelden tijdelijke opslag en zetten zich nu in voor het vinden van een nieuwe bestemming en zoeken naar financiering. Het weghalen van de kunstwerken betaalde Struycken goeddeels zelf, het tekort werd door Erfgoedvereniging Heemschut aangevuld, het vervoer werd om niet door Damsteegt Waterwerken verzorgd.

Struycken en Blotkamp zijn zeer positief over het werk dat Erfgoedvereniging Heemschut verzet. Die heeft ook jarenlang bemiddeld bij de Arnhemse politiek, om Blauwe Golven uit 1979 te herstellen; het blauw en wit gegolfd parkeerterrein onder de Mandelabrug in Arnhem. Ik bel met Gerard van den Berg van Heemschut en hij vertelt me dat een groot deel van zijn bezigheden voor de vereniging met geld te maken heeft. “Wij voeren voortdurend een charmeoffensief”, zegt hij “elke casus die we onder onze hoede hebben wordt namelijk apart gefinancierd.” Op dit moment hebben Van den Berg en Luermans meerdere kunstwerken in portefeuille waaronder het grootste deel van het beschilderde hek van circa vierhonderd meter rondom De Nederlandse Bank in Amsterdam uit 1979 van Peter Struycken. Voor het hekwerk hebben ze een nieuwe bestemming gevonden, de Mien Ruystuin bij de door Gerrit Rietveld ontworpen voormalige fabriek van De Ploeg in Bergeijk.

Het moge duidelijk zijn dat kunstwerken verbonden aan een gebouw, gemaakt in opdracht van de rijksoverheid, het lastig krijgen als het gebouw een andere eigenaar krijgt. Die krijgt de kunst ‘erbij’ en dat maakt de kunst kwetsbaar. Dat is probleem één.

Blauwe Golven

Probleem twee is het (bewust) gebrek aan onderhoud. Blauwe Golven van Struycken, een sleutelwerk, is daar ook een voorbeeld van (evenals van allerlei andere politieke spelletjes). Blauwe Golven is misschien wel het meest bekende en sowieso het grootste omgevingskunstwerk van Nederland. Het werk dat internationaal gepubliceerd is en regelmatig in het (regionale en lokale) nieuws is: wat te doen met dit kunstwerk? Het werk was enkele jaren niet schoongemaakt, de dienst parkeren had er met oranje verf vakken op aangebracht, aanvulling met blauwe stenen was klakkeloos in een verkeerde kleur uitgevoerd en de toenmalige wethouder greep dit bederf aan om het werk zonder veel weerstand te kunnen laten slopen. Na jaren politiek geharrewar is het tij echter gekeerd en werd in december 2020 besloten het werk te renoveren op basis van een aangepast ontwerp door veenenbos en bosch landschapsarchitecten in nauw overleg met Struycken.

De opdracht destijds, begin jaren zeventig, was om een gebrekkige stedenbouwkundige situatie te verbeteren. Tussen de bebouwing en de Rijn was na de oorlog een versnipperd terrein ontstaan van ongeveer 40 duizend vierkante meter. De aanleg van een nieuwe brug over de Rijn met portalen onder de afritten die in schaal totaal niet aansloten bij de bebouwing zouden daar de naargeestigheid nog eens versterken. Struycken kreeg de opdracht om de interne samenhang tussen brug, afritten en gebouwde omgeving te vergroten en de menselijke maat op die plek terug te brengen door middel van de vormgeving van een parkeerterrein. Struycken koos voor het aanleggen van ‘golven’, om het versnipperde terrein visueel tot eenheid te brengen. De maat van de ‘golfslag’ vormde in schaal de overbrugging van de afmeting van de brug naar die van de gebouwde omgeving. Het heeft ruim veertig jaar als avontuurlijk parkeerterrein gefunctioneerd.

Begin 2022 is de renovatie van de 23 duizend vierkante meter bestrating begonnen. Over anderhalf jaar moet het klaar zijn en kan er weer geparkeerd worden. Bedenk hierbij dat in 2017 het kunstwerk nog op de nominatie stond voor sloop; de gemeente wilde er gras zaaien en een aantal bomen planten. In een soloactie was de Arnhemse historicus Peter Nijenhuis tegen de gemeentelijke plannen in verzet gegaan en informeerde Struycken. Er sloot zich op den duur een meerderheid van de politieke partijen uit de gemeenteraad aan: Arnhem Centraal, de VVD, de PvdA, GroenLinks, de Partij voor de Dieren en Denk. Het was echter nog lang geen gelopen race. Ook kunstenaar en docent Hans van Houwelingen wierp zich in de strijd. Wat begon als een workshop voor studenten, groeide uit tot een twee jaar durend onderzoek door een zelfstandig opererend team van jonge kunstenaars, het ArteZTeam. Uit enkele honderden uren interviews met politici, historici, buurtbewoners, scholen, bedrijven, juristen, erfgoedinstellingen, architecten, kunstinstituten, kunstliefhebbers en kunsthaters trokken zij één conclusie: niemand kent precies de regels en gedragscodes waarmee er in Nederland met publieke kunst als cultureel erfgoed moet worden omgegaan. Deze interviews zijn verwerkt in een boeiende en ontluisterende documentaire, de link staat onder het artikel.

Gevelkunstwerk

Overigens staan er vaker mensen op als kunstwerken van Struycken in het geding zijn, zo ook Claas Hille. Eind jaren tachtig maakte Struycken een werk aan de gevel van de stallen van het Centraal Museum. Bij de toenmalige oplevering van de stallen als tentoonstellingsruimte, had Struycken een gevelontwerp geleverd, aan drie zijden van het grote complex. Toen er in 2014 een ingrijpende verbouwing werd aangekondigd, waarbij wezenlijke onderdelen van het werk zouden moeten worden opgeofferd, gaf Struycken aan, hij woonde toen op Curaçao, dat dan het gehele werk maar moest. De toenmalige directeur liet vervolgens weten aan de ABKV (adviescommissie voor beeldende kunst en vormgeving) in Utrecht dat een kleur hem niet beviel en daarom het kunstwerk met instemming van Struycken wilde verwijderen. De aangekondigde verbouwing vond niet plaats, maar het kunstwerk werd wel gesloopt. Claas Hille zocht uit hoe die beslissing tot stand kwam, hij maakte en film voor Kunstforum Utrecht, een reconstructie waarin verschillende hoofdrolspelers aan het woord komen. De film gaat ook over de integriteit van de besluitvorming bij kunst in de openbare ruimte. Ook deze link vindt u onder het artikel.

Consequenties

Als kunstenaar kan je fatsoenlijk onderhoud niet afdwingen. Was dat altijd al zo of is het sinds de zware financiële jaren voor de cultuursector, zo’n tien jaar geleden, erger geworden? De aandacht voor kunst in de openbare ruimte is immers veranderd. Belangrijke instellingen die kunst in de openbare ruimte (mede) realiseerden zijn opgeheven – denk maar aan de SKOR en meerdere CBK’s (zoals die in Utrecht, Drenthe, Gelderland en Den Bosch) – en de percentageregelingen worden minder toegepast. Kortom, bestaande structuren waarlangs opdrachten tot stand kwamen zijn verdwenen. Dat heeft consequenties. Zo is kunst maken voor de openbare ruimte nauwelijks weggelegd voor een jonge generatie kunstenaars. Met als gevolg dat het perspectief op een inhoudelijk gemotiveerde en visuele kwaliteit van de openbare ruimte een hiaat kent. Het betekent ook dat er nauwelijks nieuwe bemiddelaars of adviseurs aantreden. En dat er een hele generatie jonge beleidsambtenaren en wethouders, potentiële opdrachtgevers, deze kennis niet opdoet.

Bestaande structuren waarlangs opdrachten tot stand kwamen zijn verdwenen

Toen we eind 2019 een oproep plaatsten in BK-informatie om gemotiveerd kunstwerken voor te dragen die de titel sleutelwerk verdienen, droeg een aantal kunstenaars eigen werk voor waar slecht voor gezorgd werd of zelfs zonder mededeling verwijderd was. De titel sleutelwerk zou de kansen voor het betreffende kunstwerk ten positieve kunnen keren. Het was pijnlijk om te lezen dat kunstenaars soms niet geïnformeerd worden als hun werk verwijderd wordt, dat ze jarenlang strijd leveren om fatsoenlijk onderhoud van hun kunstwerk af te dwingen. Dat gemeenten kunstwerken jarenlang niet onderhouden en dan onder het mom van ‘het kunstwerk ziet er niet meer uit’ het werk verwijderen. Dat is kwalijk. Waarmee ik niet wil zeggen dat als een kunstwerk er eenmaal is, het voor de eeuwigheid moet zijn. Er kunnen valide redenen zijn waarom een kunstwerk op een bepaald moment in aanmerking komt om verwijderd te worden. Gemakzucht van opvolgende gemeentelijke en particuliere verantwoordelijken en gebrek aan cultureel besef blijken hierbij echter te vaak een grote rol te spelen.

Terug naar Struycken en Blotkamp. Ook zij zijn van mening dat een kunstwerk niet voor de eeuwigheid is, maar dan moet het wel mogelijk zijn het hele kunstwerk te verwijderen en niet een deel. Er zijn volgens hen drie hoofdredenen waarom personen of instanties een kunstwerk niet meer willen; omdat men het niet mooi vindt, omdat er onderhoud nodig is (dus kosten meebrengt) of omdat het werk in de weg staat.

Een kunstwerk wordt niet ervaren als iets waardevols

Struycken vertelt dat bij kunstwerken die om deze redenen hun ondergang tegemoet gaan, hij steevast te maken krijgt met onverantwoordelijkheid, laksheid, onverschilligheid, dubbele agenda’s, onhebbelijkheid, list en bedrog, kwade wil, arrogantie van de macht en met stupiditeit. En al die verschillende attitudes zijn maar tot één ding te herleiden: er is geen interesse in het kunstwerk. Het komt dus uiteindelijk neer op desinteresse, concluderen Struycken en Blotkamp, en dat geldt voor zowel probleem één, een nieuwe eigenaar, als probleem twee, geen of weinig onderhoud. Een kunstwerk wordt niet ervaren als iets waardevols.

Arcade

“Als gebrek aan onderhoud een stadium heeft bereikt waarin de reputatie van de kunstenaar in het geding komt, dan helpen alleen een peperdure (al gauw meer dan 10 duizend euro) advocaat, kosten die de kunstenaar niet kan verhalen, en een vaak langlopende rechtszaak met beroep op het persoonlijkheidsrecht,” weet Struycken uit ervaring. Hij stapte eenmaal in zijn lange carrière naar de rechter, zo’n vijfentwintigjaar geleden. In 1992-1993 maakte hij het werk Arcadeverlichting voor het NAi in Rotterdam (thans Het Nieuwe Instituut). Het is een lichtwerk dat ’s avonds en ’s nachts functioneert en aan de tweehonderdtwintig meter lange arcade, onderverdeeld in tweeëntwintig portalen, een uitgekiend schouwspel van kleurveranderingen toevoegt. Voor het werk is het cruciaal dat de pijlers in de arcade schoon zijn. Het NAi had echter de betonnen pijlers laten beschilderen door kunstenaars uit Johannesburg en Rotterdam als onderdeel van een manifestatie. Struycken was van tevoren niet in kennis gesteld en vond het een aantasting van zijn werk. Hij vroeg het NAi de beschilderingen te verwijderen maar kreeg als reactie dat nu en dan een tijdelijke beschildering moest kunnen. Hij zag zich toen genoodzaakt een kort geding aan te spannen. De rechter stelde Struycken in het gelijk, het NAi moest de pijlers in de oorspronkelijke staat terugbrengen. En hoewel Struycken gelijk kreeg, kostte de rechtszaak hem een flinke duit. Een rechtszaak is een uiterste middel en lijkt ook het enige middel. Dat is een ontluisterende en weinig hoopvolle conclusie.

Is het een terechte conclusie vraag ik aan Blotkamp en Struycken?
“Er ligt hier een duidelijke taak voor belangenorganisaties en voor vakbonden. Kijk eens naar hoe het bij architecten gaat. Ook zij krijgen te maken met desinteresse maar hun rechtspositie is sterker als het gaat om afbraak of verbouwing van een van hun ontwerpen. In veel gevallen wordt een afkoopsom geboden.”
Daarnaast voldoet de wetgeving rondom het auteursrecht niet. “De wet zegt dat een eigenaar zeggenschap over een kunstwerk heeft en het zonder verantwoording af te leggen kan vernietigen. Daar valt wel iets voor te zeggen, maar het maakt de situatie daaraan voorafgaand, waarbij een eigenaar het werk slecht behandelt, te vrijblijvend. Door eerst niet goed voor een kunstwerk te zorgen, geeft de eigenaar zichzelf in een later stadium een vrijbrief om het werk te vernietigen omdat het werk er niet uitziet of te duur is geworden in het onderhoud.”

Behalve dat vakbonden en belangenorganisaties kunnen leren van andere creatieve praktijken en hoe het daar geregeld is, zoals in de architectuur, kan wellicht ook een fonds de handschoen oppakken en jaarlijks een bedrag beschikbaar stellen voor proceskosten. Het zal menig kunstenaar helpen want de drempel om te procederen tegen reputatieschade is nu te hoog, ook als er alle aanleiding toe is door verslonzing, misbruik of gedeeltelijke verwijdering van het werk. Als het aantal rechtszaken toeneemt, zeker als deze ten gunste van de kunstenaar uitvallen, komt er misschien eindelijk wat beweging in de regelgeving op dit gebied. Er valt genoeg te verbeteren.

Met dank aan Peter Struycken en Carel Blotkamp die aan de hand van recente praktijkvoorbeelden hun visie op de rechtspositie van kunstenaars met mij deelden. Wilt u reageren op dit onderwerp? U kunt mailen naar esther@bk-info.nl

Bekijk ook de film van ArteZ Team over De Blauwe Golven  en de documentaire van Claas Hille Weg met Peter Struycken

nl_NL_formalDutch