De staat van het mecenaat

  • financiering
  • landelijke instellingen

Op 30 april organiseerde Platform BK samen met Framer Framed het symposium De staat van het Mecenaat, waar werd gesproken over de ontwikkelingen rondom het mecenaat in Nederland. Renée Steenbergen hield een inleidende lezing over de geschiedenis van het mecenaat en in de panels die volgden ging het over verschillende vormen van mecenaat, over de rol ervan binnen de sector en over de praktische kant: hoe gaan we als sector verder met het mecenaat. Het bleek geen makkelijk onderwerp; het roept in deze tijden van publiek-private verschuivingen in de kunstsector veel vragen op.

Doel van het symposium was om een beter begrip te krijgen van mecenaat in de sector en wat de rollen en machtsverhoudingen daarin zijn, maar ook het verwerven van praktische inzichten over valkuilen van het mecenaat en hoe daarmee om te gaan. Onderstaand beschrijven we enkele delen uit het symposium, het geheel kunt u terugzien op de website van Platform BK.

Geschiedenis mecenaat

Waar ooit bedrijfsfondsen een belangrijke rol speelden in het mecenaat, heeft inmiddels een verschuiving plaatsgevonden naar een grote rol voor particulier geld in de cultuursector. Het mecenaat heeft vele kanten; zowel de individuele giften, geefkringen, individuele vermogensfondsen als publiek-private samenwerking vallen eronder. Bij veel musea en andere grote cultuurinstellingen is het mecenaat, fondsen werven en subsidies binnenhalen dan ook een meer dan fulltime job geworden.

Voor het goed slagen van mecenaat is het belangrijk dat de overheid een betrouwbare partner is voor private partijen en dat zij zorgt voor continuïteit van de basisfinanciering van kunst. Ook is een heldere rolverdeling tussen publieke en private geldstromen belangrijk, net als de mate en wijze van invloed op het kunstbeleid van die laatste. Opvallend is de recente ontwikkeling van grote individuele vermogensfondsen zoals de Van den Ende Foundation en Droom en Daad. Veel van de vermogensfondsen hebben de neiging om vooral hun eigen missie uit te zetten in plaats van een loket te zijn voor makers en instellingen. De ondernemer zelf verwerft via het fonds veel invloed op het landelijke kunstaanbod en dat gaat buiten het democratische proces om. De vermogensfondsen zijn een aanzienlijke macht geworden in de kunstwereld.

Bij veel musea en andere grote cultuurinstellingen is het mecenaat, fondsen werven en subsidies binnenhalen een meer dan fulltime job geworden.

Van de toegang tot het mecenaat profiteren de makers het minst, de vermogensfondsen vullen die leemte nauwelijks, terwijl het tegelijkertijd voor makers steeds vaker een subsidievoorwaarde is om privaat geld mee te brengen. Het verminderen van subsidie en het vermeerderen van private financiering zou in de sector kunnen leiden tot een vorm van depolitisering. Wat zou het betekenen voor het democratische gehalte van de sector? Steenbergen spreekt over het probleem van elitisering: sommige groepen voelen zich minder welkom en dat kan zijn weerslag hebben op de verspreiding van cultuur. En hoe zit het met art washing? Willen we als makers of instelling ook het foute geld?

Van de toegang tot het mecenaat profiteren de makers het minst

De grote vraag voor Steenbergen is hoe we vormen van samenwerking kunnen ontwikkelen tussen overheid, private gevers, vermogensfondsen, kunstorganisaties en kunstenaars, een samenwerking die een heldere en evenwichtige rol voorstaat en gelijkwaardigheid en solidariteit nastreeft. Een duurzamer kunstklimaat met evenwichtige financiering is nodig als we willen dat het mecenaat een belangrijke, evenwichtige rol krijgt in de sector, aldus Steenbergen.

Relaties en geven

Bij alle vormen van mecenaat is relatiebeheer erg belangrijk en het is de vraag of dat haalbaar is voor een individuele maker. In het geval van crowdfunding bijvoorbeeld moeten kunstenaars vaak veel te veel leveren voor wat ze krijgen. Gelukkig is er de laatste tijd een verschuiving te zien bij donateurs van ‘projectdenken’ naar het steunen van de maker. Het zou mooi zijn als het mecenaat meer over generositeit zou gaan dan over geld geven, bijvoorbeeld door te ruilen of ruimte beschikbaar te stellen. Grote gevers kosten vaak erg veel tijd en leveren organisaties vaak relatief weinig op. Het zou daarom goed zijn als grote gevers via de belasting kunnen geven, in plaats van een eigen fonds op te zetten van waaruit veel invloed wordt uitgeoefend op de sector. Het lokale speelt bij donateurs vaak een belangrijke rol, maar de Nederlandse kunstmarkt is op het gebied van mecenaat de laatste jaren ook wat internationaler geworden. Als voorbeeld wordt het platform Patreon (www.patreon.com) genoemd dat ook in Nederland wordt gebruikt. 

Voorzichtigheid geboden 

Hoe zit het met belangenverstrengeling en is het gebruik maken van privaat geld door publieke instellingen hetzelfde als het gebruik maken van publiek geld? Vaak zijn de relaties gevers-ontvangers niet helder en niet expliciet. De invloed van het mecenaat op gelijkheid of ongelijkheid, die in de verschillende codes en vanuit nationaal overheidsbeleid worden nagestreefd, is bovendien onduidelijk. Liesbeth Bik zegt het zo: “Stelselmatig stelt de samenleving, wij dus, vast wat we belangrijk vinden en waar je minimaal op kunt rekenen als burger en wat daarvoor nodig is. (…) Kunst verandert de samenleving niet, mensen doen dat, maar kunst toont wel andere perspectieven waardoor opvattingen en ideeën veranderen – meerdere perspectieven, dus meer opties, meer mogelijkheden, meer transparantie. We kunnen dit niet alléén aan privépartijen overlaten die op grond van eigen particuliere keuzes of belangen het publieke domein, onze samenleving, vormgeven.”
Het is dus belangrijk om goed en kritisch te kijken naar het mecenaat en de invloed die het heeft.

“De ‘financialisering’ van cultuur en van de samenleving is erg ver doorgevoerd en de manier waarop staat en burger zich tot elkaar verhouden is veranderd.” (Nous Faes)

Nous Faes signaleert dat de overheid de laatste veertig jaar steeds meer op afstand is gekomen. Dat heeft ons in de problemen gebracht: de ‘financialisering’ van cultuur en van de samenleving is erg ver doorgevoerd en de manier waarop staat en burger zich tot elkaar verhouden is veranderd; de overheid is steeds meer gaan verwachten van de burger. Dat heeft de cultuursector veel druk opgeleverd. Ook Faes ziet dat het mecenaat niet heel veel heeft betekend voor kleine makers en kleine instellingen: “Je concurreert met elkaar om geld binnen te krijgen en het kost bovenmatig veel energie”. 

Elkaar sterker maken 

Het subsidiestelsel zoals het nu is, werkt onderlinge concurrentie in de hand. De bereidheid om meer samen te werken zou gestimuleerd moeten worden. Wat werd gebracht als ‘cultureel ondernemerschap’, is een enorme inefficiëntie gebleken. Instellingen zijn voortdurend bezig geld bij elkaar te sprokkelen en komen niet toe aan de inhoud. Een brede basisfinanciering vanuit de overheid zou goed zijn voor de sector, maar dat is nog steeds niet voldoende. Toch zijn er ook mogelijkheden in de vermogensfondsen: ze bemoeien zich niet zo met de inhoud en worden gaandeweg gevoeliger voor maatschappelijke gesprekken. Voor de sector is het belangrijk te leren omgaan met verschillende vormen van financiering; aanpassen aan de nieuwe situatie is belangrijk, we gaan immers niet meer terug naar het oude model. Mogelijkheden en plekken creëren is misschien nog belangrijker dan geld, maar is sterk afhankelijk van de gemeentepolitiek. Kunstinstellingen zouden nog meer als intermediair kunnen werken tussen gevers en makers, het is immers niet makkelijk om als individuele maker een gever te ontmoeten en dan ook nog de geefvraag te stellen. 

Deelnemers en sprekers tijdens het symposium waren: Liesbeth Bik (kunstenaar, Akademie van Kunsten), Helleke van den Braber (Universiteit Utrecht), Kristel Casander (Voordekunst), Nous Faes (socioloog en beleidsadviseur), Yvonne Franquinet (AFK), Roel Griffioen (onderzoeker), Marjolein de Groen (Collectie DE.GROEN), Sofia Patat (Stedelijk Museum Amsterdam), Shailoh Phillips (onderzoeker en docent), Stephanie Schuitemaker (Outset), mecenaatsdeskundige Renée Steenbergen, Steven van Teeseling (Sonsbeek & State of Fashion), Olav Velthuis (Universiteit van Amsterdam) en Ying Que (antropoloog en organisator). 

Het genoemde artikel van Renée Steenbergen De staat van het mecenaat vindt u, net als de opname van het gehele symposium, op platformbk.nl 

Meer Artikelen

ADVERTENTIES