Heel fijn vind ik het om na een tweede lange coronawinter en lockdown naar een residency te kunnen doen op de Faröer eilanden. Dat dit bijzonder is realiseer ik me maar al te goed. In het verleden heb ik werkperiodes op IJsland en op de Shetland eilanden gedaan en het verblijf op de Faröer eilanden lijkt daarom heel logisch.
Faröer of Føroyar betekent schaap in het oud Noors. De vorm van de eilanden doet een beetje denken aan een schaap. Maar het is ook het zoogdier dat hier het meest voorkomt en door zijn aanwezigheid het landschap vormgeeft.
Ik ben blij dat hier ook mensen het hele jaar door wonen
De residency is in een voormalig schoolgebouwtje in het plaatsje Tjørnuvik (uitgesproken als Chu-nu-vik), op het eiland Streymoy (eiland van stromen). Het klaslokaal met de wereldkaarten uit de schoolperiode is mijn atelier.
Tjørnuvik ligt in een vrij besloten dal aan zee en er zijn maar ongeveer veertig houten huisjes, waarvan vele een met gras begroeid dak hebben en op traditionele manier zijn gebouwd. Ze zien er schattig en popperig uit. Het zijn vaak tweede huizen voor mensen uit de hoofdstad Torshaven.
Ik maak vrijwel meteen kennis met een ganzenhoeder, de wafelbakker, bijgenaamd de waffelman, en de priester. Ik ben blij dat hier ook mensen het hele jaar door wonen. Het is winter, slecht weer en veel bewoners hebben corona dus houden een zekere afstand.
Als ik naar een residency ga is het vaak op een afgelegen eiland in een Noord-Europees land. Zonder het te weten heb ik de afgelopen jaren vaak het spoor van de Ierse Monniken gevolgd. De eerste vermelding over de Faröer eilanden werd gedaan door de Ierse Monnik Dícuil in het jaar 825 in de Liber de Mensura Orbis Terrae. Dat is nog voor de Vikingen hier kwamen. Daarna zijn de eilanden gekoloniseerd door Grim Kabam uit Noorwegen.
Acht maanden per jaar waait het hier meer dan 100 km per uur
De eilanden zijn kaal en rotsachtig, ongeveer zo groot als de provincie Utrecht. Ze liggen tussen IJsland en de Shetland eilanden. Ze zijn begroeid met grassen en kleine struikjes en er zijn heel weinig bomen. Het zijn overblijfselen van het Thulean plateau. Een grote geologische landmassa van lava gevormd tijdens het Paleogeen, waarvan delen te vinden zijn in Ulster (Noord-Ierland), de Inner Hebriden en IJsland.
Staatkundig waren de Faröer ooit onderdeel van Noorwegen, maar nu is het opgenomen in een Gemenebest met Denemarken en heeft het een zelfstandige positie. Acht maanden per jaar waait het hier meer dan 100 km per uur en het regent er veel meer dan op de Britse eilanden.
Door de aanwezigheid van zoveel weer en de invloed die het heeft op het dagelijkse leven is het iets wat de Faroese cultuur gevormd heeft. Het weer is zo sterk aanwezig hier dat het niet te ontkennen is en de gesprekken met de bewoners gaan vrijwel meteen daarover. Het openbaar vervoer, waarvan ik afhankelijk ben, kan door het slechte weer geregeld helemaal platliggen.
Tim Ecott, een Engelse schrijver en journalist die ik via de social media heb leren kennen, heeft een boek geschreven over de Faröer eilanden. Het heet The Land of Maybe, kanska in het Faroees. Dit betekent in de praktijk: misschien kunnen we morgen dit of dat doen, maar misschien ook niet. De wind blaast met zo’n orkaankracht over deze eilanden dat er vaak niks meer mogelijk is.
Het overweldigende licht valt heel mooi op de rotsige kliffen en stenen en kan iedere vijf minuten anders zijn
Ik voel me aangetrokken tot dit soort landschappen en omstandigheden. Het overweldigende licht valt heel mooi op de rotsige kliffen en stenen en kan iedere vijf minuten anders zijn. Het strand is zwart en dramatisch en er ligt nog sneeuw op de bergtoppen.
Het is heel gek om te beseffen dat in een landschap met kleine bomen, ik hoger en groter ben dan al die begroeiing. In Nederland loop ik vaak in het bos onder de bomen door en hier staan ze aan mijn voeten. De schaal van een landschap verandert daardoor en lijkt om te keren en wordt ongrijpbaar. Ik merk het vooral bij het maken van een tekening dat het heel prettig is om een aanwezige hoogspanningslijn in de tekening op te nemen. Daardoor is meteen duidelijk hoe de verhoudingen liggen en krijg ik grip op het landschap.
Dat is waar ik in mijn werk ook vaak mee bezig ben. De werking van kleur, beeldelementen die naar voren en achter gaan en de functie die materiaal kan hebben. Al deze elementen zijn hier volop aanwezig. Daarom vind ik hier inspiratie. Als abstract werkend kunstenaar doet de schaal van deze landschappen iets met me. Deze beelden die ik hier zie neem ik in mijn hoofd mee naar huis. Door dit soort ervaringen zijn dit soort verblijven belangrijk voor mij. Ik heb de afgelopen jaren vaak een residency periode gedaan. Ik ging afwisselend naar Ierland, Schotland en IJsland, waar ik zelfstandig werkte, maar ook deel heb genomen aan projecten. Ik nam tijdens deze verblijven belangrijk artistieke stappen.
De residency is steeds weer een inspirerende ervaring, waarin openingen ontstaan naar nieuwe ontwikkelingen in mijn werk
Wat me zo aan een residency boeit is, dat het vaak in een omgeving is waar geen kunst is of waar kunst een heel andere betekenis heeft dan die ik eraan geef of die in Nederland gebruikelijk is. Dit geeft een apart, uitdagend spanningsveld, waardoor ik mijzelf vragen ga stellen over mijn kunstenaarschap. De residency is daarom steeds weer een inspirerende ervaring, waarin openingen ontstaan naar nieuwe ontwikkelingen in mijn werk.
Op een plek in het buitenland waar ik ben om te werken vind ik de vanzelfsprekendheid weer om een tekening te maken. Dit wordt veroorzaakt door de steeds wisselende indrukken van het reizen en de toevallige ontmoetingen en gesprekken met mensen die ik niet ken. Wat goed samengaat met de vluchtigheid van houtskool of potlood op papier. De vormen komen als vanzelf en moeiteloos uit mijn hand.
Tijdens de twee jaren van de coronacrisis ben ik geïnteresseerd geraakt in landkaarten. Ik kon nergens heen en het reizen kon alleen nog maar in mijn hoofd plaatsvinden. Herinneringen aan eerdere residencies beleefde ik vooral in mijn dromen en ik keek vaak in een oude Wolters-Noordhof Atlas. Dit werd de basis voor vele tekeningen en drukken. Steeds voegt deze ondergrond iets van betekenis toe aan de vormen die ik er overheen plaats. De vormen vliegen als het ware over de landschappen heen. De kaarten zijn hier erg prominent aanwezig in dit gebouw en de geschiedenis dat het ooit een school was dringt heel erg tot mij door. Alle schoolboeken die gebruikt zijn toen het een school(tje) was zijn er nog. Ik vind hier veel zangboekjes (Sangbók). Dit sluit aan bij een Faroese traditie van muziek en zingen. Een voorbeeld hiervan is dat zeemannen die gingen varen afscheid namen van hun vrouw, kinderen en huis door het zingen van een lied. Als deze mannen weer veilig thuis kwamen zongen ze een lied om dit te vieren.
Hij vroeg me wat kom je hier in de winter doen? Ik zei ik ben op zoek naar de sneeuw en de winter
Het gebruik van kaarten was ook de basis van mijn uitnodiging voor deze residency. Het landschap gevormd door de schapen en de wind is van zichzelf al zo kaal dat het al op een landkaart lijkt. Het eerste wat ik deed toen ik dit klaslokaal betrad was alle kaarten voor het schoolbord uit trekken. Eigenlijk is de kaart ook een soort tekening. Maar dan op een gesimplificeerde en samenvattende manier. Want het totaal aan gebeurtenissen is te groot voor een mensenhoofd. Zeker nu.
De enige sociale gebeurtenis die in dit dorp plaatsvond was de kerkdienst op zondag 12.00 uur. Om wat mensen te spreken ging ik daar een keer heen. Ik merk dat ik voor deze mensen toch een beetje de kunstenaar van het dorp ben. Ik had mijzelf uit een schoolboek enige woorden Faroees geleerd, want de meesten spreken geen Engels. Daardoor kon ik me in hun taal introduceren. Ze wisten allemaal al dat ik uit Nederland kom. Halendingur (hollander) zeggen ze. Ik had een lang gesprek in het Engels met de priester. Hij vroeg me wat kom je hier in de winter doen? Ik zei ik ben op zoek naar de sneeuw en de winter. We hadden het over de Ierse Monniken. De priester zei wij zijn eigenlijk ook allemaal van Ierse afkomst hier in Tjørnuvik. We denken nu dat het reizen iets van de moderne tijd is maar in een ver verleden was de zee de snelweg van nu en contacten tussen wie dan ook zijn al zo oud als de wereld.