Gratie

Al geruime tijd is het onrustig in de wereld der kunsten. Zo ook de afgelopen weken, bijvoorbeeld rondom de hoorzitting van de vaste kamercommissie van OCW (17 juni jl.) waar ruim 30 vertegenwoordigers uit de kunsten spreektijd kregen. Ook werden de afgelopen weken brieven geschreven, was er volop activiteit op de sociale media en verschenen ingezonden stukken in kranten en op blogs. Een voorzichtige conclusie? Nog steeds moeten kunstenaars zich verdedigen voor het vak dat zij uitoefenen. Nog steeds wordt het maken van kunst gezien als iets excentrieks, een uit de hand gelopen hobby (een uitzondering daarop vormen de erg succesvolle kunstenaars).

De imagoschade die de kunst en de kunstenaars in de afgelopen jaren trof, blijkt onvoorstelbaar groot. De gevolgen van de bezuinigingen die de sector de afgelopen jaren trof, lijken bijna onherstelbaar.

Gelukkig doet de huidige minister van OCW Jet Bussemaker haar best een en ander een beetje goed te maken. De toon van haar uitgangspuntenbrief werd alom geprezen. En ja, na zo veel negativiteit is het natuurlijk fantastisch om een cultuurminister aan het roer te hebben die oprecht waardering heeft voor kunst en cultuur, die misschien wel diep in haar hart die 200 miljoen euro bezuinigingen ongedaan zou willen maken, maar dat politiek gezien natuurlijk niet kan doen. De sector zal het moeten doen met een doekje voor het bloeden: 18.6 miljoen euro en hier en daar een positieve toezegging waaraan geen financiële consequenties zijn verbonden.

Indrukwekkend waren de betogen die tijdens de hoorzitting voorbij kwamen. Het begrip ‘slow-burneffect’ deed zijn intrede (Arno van Roosmalen), er werd uitgelegd dat het publiek van kunstenaars hetzelfde publiek is als dat van politici (Adelheid Roosen) en in een vlammend betoog werd verteld dat slechts een positieve toon en het min of meer blijven steunen van eerder beleid de sector ondermijnt (Marc van Warmerdam). Door alle elegante verhalen heen klonk de noodkreet: “Wij zijn de uitputting nabij!”

Desondanks blijft de sector vechten voor zijn bestaan en voor erkenning, vanuit een overtuiging dat het bestaan van kunst alleen al de wereld beter, draaglijker en mooier maakt. Een nobel en noodzakelijk gevecht dat de sector verder en verder uitput. Totdat er straks instellingen en kunstenaars lamgeslagen aan de kant liggen, of samen met hun talent zijn vertrokken naar het buitenland.

Kunstenaars weten onder de meest extreme omstandigheden hoe ze uit niets iets kunnen maken. Dat creatieve vermogen geeft de sector zijn veerkracht, waar het veelvuldig om wordt geprezen – en die de VVD ziet als bewijs dat de bezuinigingen een positief effect hebben gehad. Doordat de ‘core business’ van de kunstsector het creëren is, is dat wat kunstenaars blijven doen, altijd, onder alle omstandigheden. Daardoor is het bijna inherent aan de sector dat het zich doodvecht om te overleven.
Intussen krijgt het complimenten voor de gratie van zijn doodsstrijd.

Meer Covers & Opinie

ADVERTENTIES