Street Vendors: Medellín, Tirana, Johannesburg, Yogyakarta

De nieuwe vierkanaals video-installatie van beeldend kunstenaar en filmmaker Su Tomesen gaat in première op het Nederlands Film Festival in Utrecht. Het is de grande finale van een ambitieus project van zes jaar over straathandelaren, everyday design en hoe private ondernemingen elke dag weer het publieke domein innemen.

Het vierluik verbindt straatverkopers op meerdere continenten met elkaar: Su Tomesen filmde street vendors in Medellín, Tirana, Johannesburg en Yogyakarta.

Vier films van 30 minuten; elk toont een dag uit het leven van straathandelaren, kleine ondernemers en kioskhouders in de afzonderlijke steden. Street vendors gaat behalve over hoe private ondernemingen het publieke domein innemen, ook over informele economie, over vernuftig gebruik van materialen en inventiviteit die voortkomt uit economische schaarste. Het is een portret van inventieve straatverkopers die van weinig een complete onderneming maken en de ingrediënten van de stedelijke omgeving voor hun handel inzetten. Hun kramen zijn als wonderlijke interventies in de openbare ruimte. Tegelijkertijd zijn de vier films portretten van vier steden in ontwikkelingslanden. De camera observeert: de activiteiten worden gedetailleerd en zonder interviews, uitleg of dialoog getoond. Situaties doen denken aan installaties en performances uit de beeldende kunst.

Ik zal mijn kunstpraktijk kort introduceren: na het behalen van mijn Master of Fine Arts aan het Sandberg Instituut deed ik residencies in Amman, Belgrado, Johannesburg, Napels, Medellín en Tirana. Ook werkte ik aan een internationaal videoproject in Buenos Aires, Port-au-Prince en Rio de Janeiro. Sinds 2011 woon en werk ik, met de Indonesische kunstenaar en vormgever Teguh Hartanto en onze dochter, afwisselend in Amsterdam en Yogyakarta. Tussen reizen en wonen in Nederland zoek ik steeds de dialoog op: ik verbreed zowel mijn eigen horizon als die van mijn publiek. Daarin voel ik me geregeld een cross-cultureel ambassadeur door werk en publiek uit verschillende werelddelen bij elkaar te brengen. Mijn werk ontstaat uit een wisselwerking met de omgeving. ‘Ik en de ander’, waarin ik bruggen sla vanuit interesse. ‘Inter-esse’, letterlijk ‘tussen staan’. Het brengt me tot inzichten over hoe (anders) mensen in het leven staan; qua prioriteiten, esthetiek, overtuigingen, tijdsbesteding. Zo informeer ik mensen over cultuurverschillen èn -overeenkomsten; die zie ik steeds meer.

In het maken van werk sta ik de onvoorspelbaarheid van de straat toe als een actief element.

Voordat ik naar het Sandberg ging, studeerde ik cultuurgeschiedenis en werkte als researcher en televisieregisseur. Deze achtergrond is geïntegreerd in mijn kunstenaarschap: aan het maken van werk gaat doorgaans research op locatie vooraf. De straat is mijn bron, nieuwsgierigheid mijn motor. Met een belangstellende houding, frisse blik en gezonde intuïtie ga ik op onderzoek uit. In het maken van werk sta ik de onvoorspelbaarheid van de straat toe als een actief element. Ik maak me vlot de basis van een taal eigen, en maak gemakkelijk contact met mensen, ook in kampungs, townships en zogenaamde achterbuurten, waar het gros van de mensheid woont. Binnen dit kader is de video-installatie Street vendors: Medellín, Tirana, Johannesburg, Yogyakarta ontstaan en gegroeid.

Yogyakarta: Jalan

Het vierluik Street vendors begon in Yogyakarta in 2012 met de film Jalan (‘straat’ in het Indonesisch). Na jarenlang korte video’s te maken en gewerkt te hebben voor City One Minutes, was het tijd voor langer werk. “Die video’s lijken op trailers”, zei collega Vava Stojadinovic. Hij werd in het project Street vendors eerst editor en later de editing supervisor. Al die korte video’s die ik tijdens residencies overal ter wereld had gerealiseerd, handelden vaak over wonderlijke situaties op straat. Ik had me in die jaren een bottom-up perspectief eigen gemaakt – de studiereis What’s up what’s down in 2010, van toenmalig Fonds BKVB, had daar een rol in gespeeld. Overlevingsstrategieën en de daadkracht van de ‘kleine zelfstandige’ in het publieke domein werden steeds meer mijn focus. Door mijn voorliefde en fascinatie voor vindingrijkheid van de mens werden improvisatievermogen en de ondernemingsgeest binnen de wondere wereld van de urbane micro-economie onderwerp. Aan de eerste film Jalan werkte ik, met tussenpozen, van totaal drie jaar. Daarna ging het harder

Tirana: Rruga

Na Jalan (2015) volgde de tweede film: Rruga (2016), ‘straat’ in het Albanees. Toen ik in 2015 met Vava Jalan monteerde, realiseerde ik mij de potentie van een serie werken over vindingrijkheid en micro-economie op verschillende continenten. Tijdens mijn reizen en residencies had ik zoveel interessante voorbeelden gezien, en vastgelegd op foto en video. Ik dacht met name terug aan mijn verblijven bij el puente_lab in Medellín en bij The Bag Factory in Johannesburg. In de serie wilde ik ook een stad op het Europese continent portretteren. Ik overwoog Napels of Marseille, maar toen was daar de open oproep van het Mondriaan Fonds voor een werkperiode bij het Tirana Institute of Contemporary Art (TICA), “an independent platform for socio-politically engaged contemporary art”. Omdat ik vier keer eerder in Tirana was geweest, wist ik dat ik het Europese deel daar kon realiseren. Ik schreef een scenario – met Jalan als referentiefilm. Hiermee werd ik geselecteerd. In Tirana heb ik in 2016 zes weken verdere research gedaan en meteen gefilmd. Dat was niet makkelijk omdat de regering de zomer ervoor een campagne was begonnen tegen de informele straateconomie. Bovendien is de gemiddelde Albanees niet erg groot van vertrouwen. Ik heb veel gehad aan de curator van de residence, Stefano Romano; hij vertaalde voor me en vertelde de verkopers waar ik mee bezig was en wat ik van ze wilde. Zo gauw er twee hun medewerking hadden verleend, waren anderen ook overtuigd: er ging een domino om.

Dezelfde koopwaar, hetzelfde jasje. Alleen zes jaar ouder. Ik ook.

Ik filmde in verschillende wijken van de stad. Op een hoek in de Blloku, waar de voormalige residence van de dictator Enver Hoxha staat, staan bloemenverkopers. Eén ervan, Valbona, had ik eerder, in 2010 gefotografeerd. Daar kwam ik achter toen ik oude foto’s checkte. Dezelfde koopwaar, hetzelfde jasje. Alleen zes jaar ouder. Ik ook. Ik heb haar gefilmd, en haar ‘concurrent’, op die hoek. In de ochtend bij opbouw, in de middag bij afbreken en weggaan, en bij het verplaatsen van de bloemen naar de schaduw als de zon was gedraaid. Ik ben ontelbaar keer bij hun langsgefietst en elke keer maakten we met handen en voeten en met de hulp van woordenboekje of voorbijgangers een ‘praatje’. Valbona deed me denken aan mijn tante Mieke. Wat mij ook minder weird maakte, was dat ik dochter Lina had meegenomen naar Albanië. Albanezen zijn over het algemeen dol op kinderen. Lina was een soort mascotte.

Johannesburg: Street

Begin juni 2016 ben ik met mooi materiaal naar Amsterdam gegaan om Rruga te monteren. En toen was ik op de helft van het vierluik. Voor de delen in Medellín en Johannesburg heb ik in 2017 bij het Mondriaan Fonds een projectinvestering aangevraagd en die werd gehonoreerd. Ook het Tijl Fonds deed een duit in het zakje. De dag nadat Mondriaan had toegezegd, heb ik meteen de reis naar Johannesburg en Medellín geboekt.

In Johannesburg heb ik het materiaal voor Street in november 2017 verzameld en samengewerkt met twee jonge lokale assistenten, een zwarte en een witte – dat is nodig in Jozi (koosnaam voor Johannesburg). Het is één van de gevaarlijkste steden ter wereld, zeker als je als blonde, witte vrouw met een camera op straat loopt. Dat ging allemaal goed, maar er was één ochtend dat we niet alert waren. We stonden vast op President Street en een man gebaarde naar onze autodeur, alsof er iets was. Ik draaide het raampje open om hem te woord te staan – James riep NIET: “Don’t open the window!”. En jawel hoor, daar kwamen twee handen naar binnen om onder bedreiging de telefoons op te eisen. James wurmde zijn oude Nokia uit zijn broekzak: niet interessant. Een derde hand – hee! nóg een man! – draaide de motor uit. Toen ik dàt zag gebeuren, heb ik vol adrenaline het raam dichtgedaan. De handen verdwenen. Het verkeer reed weer. En ik startte de motor. Dit alles gebeurde in 30 seconden.

In 2010 had ik de stad al leren kennen, tijdens een residency van drie maanden bij The Bag Factory. In de hustle ’n bustle van het heftige CBD (Central Business District) van Jo’burg is een on-ein-di-ge hoeveelheid voorbeelden van micro-ondernemingen te vinden. Ook maakten we opnames in Soweto en in Melville. In CBD filmden we onder andere het fenomeen same time photo: mannen met digitale camera’s en draagbare printers die parken en pleinen afstruinen op zoek naar mensen die een foto van zichzelf willen. Ik heb daar Johannes gefilmd, die ik al in 2010 had gefotografeerd. Ik herkende hem later op een foto, wederom toen ik oude foto’s bekeek. Hij was ouder geworden.

Medellín: Calle

Voor Calle heb ik me in Medellín in maart 2018 niet alleen geconcentreerd op de eindeloze straathandel in het hectische centrum van de stad (Medellín es sin fin!), maar ook op de woonwijken rond Laureles en het illegaal gebouwde Santo Domingo. In het centrum filmde ik koffieverkoper Marinelsy, en heel gek: ook zij deed me denken aan mijn tante Mieke! Ik heb overal ter wereld tantes.

Het is sneller èn goedkoper op één van de mobieltjes te bellen die met kettinkjes aan het hesje van de minutos verkoper vastzitten, dan om nieuw beltegoed te kopen.

Ik werkte in Medallo (koosnaam voor Medellín) onder andere samen met Paula Rengifo, die ook mijn assistent was tijdens de werkperiode bij el puente_lab in 2012-13. Na Rruga wilde ik het bestaan van illegale wijken nog eens belichten. Daarnaast waren er twee fenomenen die ik had onthouden uit de tijd bij el puente_lab en die ik in Calle wilde tonen: de minutos verkoper en lave fácil. Het is sneller èn goedkoper op één van de mobieltjes te bellen die met kettinkjes aan het hesje van de minutos verkoper vastzitten, dan om nieuw beltegoed te kopen. In de arme woonwijken komt de lave fácil-service veel voor; mensen huren een wasmachine voor een paar uur, aangezien men niet genoeg verdient om er één te kopen. In steile straatjes binden jongens wasmachines op brommers. Een bizar gezicht.

Première

Met Medellín was mijn vierluik compleet. Ik kon nu beginnen aan de laatste fase: het afmaken van de installatie. Nu is hij er én gaat hij in wereldpremière. Het is ergens ongelofelijk dat ik tussen de bedrijven door in drie jaar tijd – vanaf het besef dat dit een serie moest worden tot nu – deze video-installatie heb kunnen realiseren.

Met dank aan de fondsen (Mondriaan Fonds, Amsterdams Fonds voor de Kunst, Tijl Fonds, Nederlands Filmfonds, stichting Stokroos) en mensen die mij hebben ondersteund, ben ik nu bij de grande finale aangekomen: de wereldpremière bij het Nederlands Film Festival. Ik zie enorm uit naar de tentoonstelling van de installatie die lokale verschillen tussen en globale overeenkomsten van vier steden op vier continenten zal tonen. Graag informeer, verwonder en betover ik mijn publiek.

streetvendors.nl
sutomesen.nl

Meer Columns

ADVERTENTIES