Actuele vraagstukken, lokale context en het generen van nieuwe perspectieven door middel van materiaalgebruik staan centraal. Hout is de rode draad door zijn projecten heen. In de herfst van 2019 verbleef hij in Residency Aomori Contemporary Art Centre (ACAC), Japan.
Terwijl ik dit schrijf slaat het coronavirus om zich heen, zonder te weten hoe de wereld eruit zal zien wanneer dit stuk wordt gepubliceerd. Wel weet ik dat dit virus ons bevraagt op wie wij zijn en willen zijn. Dit thema heb ik eveneens onderzocht tijdens mijn residentie in Japan, maar dan vanuit het perspectief van het bos.
Verscholen in de heuvels, ligt ACAC aan de rand van Aomori.
Het is juni 2019, op de boot van Terschelling naar Harlingen zie ik een mailtje van Aomori Contemporary Art Centre (ACAC). Met ingehouden spanning open ik de mail, dit is mijn laatste kans (na twee eerdere afwijzingen) om naar Japan te gaan. De mail is formeel en stelt dat ik ben uitgenodigd voor een residentie, met als titel Lively in-between. En dat werd het, een Lively in-between ervaring. Verscholen in de heuvels, ligt ACAC aan de rand van Aomori. Een wederopbouw stad die volledig in as was opgegaan door een Amerikaans bombardement tijdens WOII.
Als klein jongetje groeide ik in de jaren 80’ op met een macrobiotische zienswijze. Een manier van eten en levensfilosofie die vanuit Japan, via Amerika in Europa belandde en een generatie (ouders) in Nederland beïnvloedde die op zoek was naar een nieuw mensbeeld. Woensdagmiddagen bestonden uit macrobiotische kooklessen van mijn moeder samen met mijn vriendjes. De andere dagen na school deed ik maar één ding. Bouwen! In de afvalbakken van zagerijen zocht ik naar hout om mee te timmeren. Japan was op verschillen-de manieren altijd dichtbij.
Toen ik in 2017, op de Biënnale van Venetië een tentoonstelling van Takahiro Iwasaki in het Japanse Paviljoen bezocht, raakte ik opnieuw gefascineerd door Japan. Ik wist dat ik daar iets mee moest. Daarnaast voelde ik al een paar jaar de behoefte aan verdieping. Die kreeg richting in 2018 door het project Gegrond, dat de toekomst van de polder op Terschelling bevroeg. Hier haalde ik het perspectief van de bodem aan. Wat als de bodem een stem zou hebben?
ACAC, ligt midden in een (aangeplant) bos en bestaat uit een hoofdgebouw in de vorm van een arena met tentoonstellingsruimtes, bibliotheek, kantoor, café en vijver.
In een zelf geïnitieerd project: Stagingwood, een onderzoek naar het bos en zijn levenscyclus, krijgt deze manier van benaderen een vervolg. Japan, met 67% van het landoppervlak dat bestaat uit bossen, leek me bij uitstek de plek om hier de eerste stappen in te zetten.
ACAC, ligt midden in een (aangeplant) bos en bestaat uit een hoofdgebouw in de vorm van een arena met tentoonstellingsruimtes, bibliotheek, kantoor, café en vijver. Een studiogebouw met hout- en printwerkplaats, bibliotheek, atelier, video- en presentatieruimte en een residentie gebouw, bestaande uit tien kamers, gedeelde woonkamer en een keuken.
Bij aankomst leidde directeur Kaneko-san me rond en in de avond (veel te heet voor de tijd van het jaar) dronk ik Japanse whisky en staarde naar de sterrenhemel, wat een plek. Het uitzicht vanuit mijn kamer was grandioos; ik keek uit over een vallei van bossen die zich voor me uitstrekten. Om de komende veertien weken vast te leggen, zou ik elke dag een foto maken van dit uitzicht.
De volgende dag ontmoette ik Murakami-san, de curator die mijn project zou begeleidden. Ze was opgetogen me te ontmoeten, maar communiceerde formeel en beleefd. Ik kreeg vrij weinig hoogte van haar, ze leek me een binnenvetter. Haar Engels bleek minder goed dan ze deed voorkomen. In de dagen die volgden ontmoette ik mijn mede residenten uit Indonesië, India en Japan. Het klikte gelukkig meteen. Wij aten geregeld samen, vroegen elkaar om feedback en hadden lol samen. Na de opening, halverwege de residentie, maakten wij een trip naar het enige Buna bos dat op de UNESCO-werelderfgoedlijst staat. Een eeuwenoud ecosysteem dat een diepe indruk op mij maakte.
Na de opening, halverwege de residentie, maakten wij een trip naar het enige Buna bos dat op de UNESCO-wereld erfgoedlijst staat.
Mijn doel van deze residentie was om vanuit een filosofisch en creatief maakproces onderzoek te doen naar de levenscyclus van het bos. Voorafgaand had ik me ingelezen in o.a. de functie van mycelium bij de communicatie tussen bomen, oerbossen en de Japanse problematiek rondom productiebossen. Ik begon met het verzamelen van hout in verschillende stadia; zaagsel, houtskool, as en composterend hout. Deze mengde ik met water en stampte dit in kleine mallen, wat meteen interessante uitkomsten oplever- de. Tegelijkertijd ontdekte ik de inheemse Hiba, een bijzondere boomsoort die alleen in dit gedeelte van de wereld groeit. Het hout rot niet vanwege antibacteriële eigenschappen en wordt al eeuwen gebruikt om heilige plekken mee te bouwen.
In mijn eerste weken bezocht ik de oudste Hiba boom (800 jaar) en bossen. Ik interviewde partijen rondom de productie, management, historie en verering van Hiba bomen en zijn bossen. Dit leidde tot twee richtingen en werken in mijn onderzoek; een lineaire en een cyclische. Residual Landscape in de tentoonstellingsruimte en Compost the Linear in de vijver. Beiden gingen uit van diverse materiaal stadia en zouden gedurende de tentoonstelling veranderen.
Ik besloot anders te gaan zitten, nu volledig met mijn rug naar het raam en liet de vier hoeken sneller in mijn gedachten rondgaan totdat ze via een spiraal in de grond verdwenen.
Voordat ik begon te werken in de tentoonstellingsruimte deed ik een oefening om de ruimte in gebruik te nemen. Aanleiding was een tragisch ongeval een paar jaar eerder in deze ruimte waarbij een Japanse kunstenaar overleed. Ik ging middenin de ruimte zitten, mijn rug schuin naar het raam en sloot mijn ogen. Ik beeldde de vier hoeken van de ruimte in en probeerde alle energie door een gat in de grond te laten verdwijnen. Het lukte niet, het was alsof iemand achter mij stond en op mijn linkerschouder tikte. Ik besloot anders te gaan zitten, nu volledig met mijn rug naar het raam en liet de vier hoeken sneller in mijn gedachten rondgaan totdat ze via een spiraal in de grond verdwenen. Vervolgens zette ik in gedachten een zon boven de ruimte en vroeg om een kleur, die was groen. Daar vulde ik de ruimte mee en liet deze kleur de energie van de ruimte meenemen naar buiten. Als laatste zette ik in gedachten een cirkel van witte rozen rondom de ruimte. Langzaam opende ik mijn ogen en voelde dat ik aan het werk kon. Op de laatste dag zou ik een soortgelijke oefening doen om de ruimte weer terug te geven.
Residual Landscape gemaakt met zeven restmateriaal stadia van Hiba die voortkomen uit het lineaire productiesysteem van houtverwerking. Met deze restmaterialen creëerde ik een Japans landschap waarin objecten, die hun oorsprong kennen in de architectuur van natuurverering zijn geplaatst.
Bij binnenkomst trad de overweldigende geur en oranje gloed van Hiba de bezoeker tegemoet. Voor het landschap leende ik 3,5 kuub Hiba Zaagsel en behandelde de ramen met Hiba Olie, wat een mystieke sfeer creëerde. Als bezoeker werd je uitgenodigd om met blote voeten het landschap te betreden.
Het oppervlak voelde prettig aan en de voetstappen veranderden zichtbaar het landschap. Op verschillende plekken stonden objecten (gestampt van houtskool, as, zaagsel en droogsel). Mijn standpunt was: Door het plaatsen van een architectonisch object op een plek die wordt vereerd, eigent de mens zich deze toe.
Direct na de opening ging het mis, ondanks duidelijke instructies waren er diepe sporen in het zaagsel gemaakt, een voorbode dacht ik. Vooraf had ik de inschatting gemaakt dat het Japanse publiek, gezien hun cultuur, het werk met respect zou behandelen. Niets bleek minder waar. ACAC deed niets. Binnen een paar dagen was een aantal objecten kapot gemaakt. ACAC meldde dit maar wilde de ruimte niet sluiten, ze plaatsten bordjes met ‘maintenance’ bij de objecten. Het leidde tot een impasse. Deze situatie was exemplarisch voor de verhoudingen daarna. ACAC was van mening nergens voor verantwoordelijk te zijn. Ze vonden dat ik het zonder welke vorm van compensatie moest herstellen.
Ik vond dat we gezamenlijk tot een oplossing moesten komen. De daaropvolgende week vergaderde ik met de drie curatoren. Nadat ik de objecten had hersteld en met een duidelijke routing over gedeelde verantwoordelijkheid, opende de ruimte na ruim een week weer. Gelukkig ontstond er niet opnieuw schade door de bezoeker.
Door het plaatsen van een architectonisch object op een plek die wordt vereerd, eigent de mens zich deze toe.
Het andere werk, Compost the Linear is gemaakt van materiaalstadia die in de cycli van het bos voorkomen, deze had ik verzameld tijdens mijn veldwerk. Bij een van de houtzagerijen vond ik een holle stam die door insecten uitgegeten was. Dit inspireerde mij tot het maken van een werk dat de invloed van het weer zichtbaar maakte. De holle boom gebruikte ik als mal, vulde deze met een mix van verschillende materiaalstadia en stampte dit tot een stevige massa. De eerste versie, een horizontale variant mislukte toen ik deze uit de mal wilde halen. Toch zag ik voor het eerst de vormtaal die de insecten hadden gecreëerd, fascinerend. Ondanks de zeer koude en korte dagen waagde ik het erop. Ik bouwde een tweede versie, verticaal in de vijver.
Na twee dagen verwijderde ik de mal. Het schemerde inmiddels, de vorm werd langzaam zichtbaar. Ik ging wat eten en bij terugkomst zag ik dat het object naar achteren was gevallen, teleurgesteld droop ik af. De volgende dag lag het als een opengesperd lichaam in het water, ‘niet slecht’ dacht ik.
De weken erna werd zichtbaar hoe het materiaal en de vorm langzaam veranderde om uiteindelijk onder een laag sneeuw te verdwijnen. Ik beeldde me een vijver in met tientallen van deze stammen, bezoekers op laarzen met het gevaar van omvallende stammen. Zoals het veranderende klimaat ons ook iets probeert te vertellen.
Het raakte zoveel lagen aan, persoonlijk, cultureel en professioneel.
De residentie was waanzinnig, bizar en geweldig tegelijk. Er gebeurden dingen die ik nog steeds, als ik eraan terugdenk, amper kan bevatten. Het raakte zoveel lagen aan, persoonlijk, cultureel en professioneel. Een stukje tijd waar de zorgen over alledaagse dingen slechts bijzaak waren.
Terwijl deze tekst verschijnt, publiceer ik een beeldessay, gedrukt met Hiba olie en papier, van mijn residentie. In 2021 presenteer ik tijdens de Ichihara ArtxMix een nieuw werk over het Satoyama landschap, Mirror of Soil (uitgesteld door het virus). Japan laat een diepe indruk op mij achter. De impact van deze reis zal zich waarschijnlijk de komende jaren pas echt gaan ontvouwen.
Interesse in de publicatie? Voor meer informatie stuur een mail naar info@elmovermijs.com