Kunst als expeditie

ico Alphons ter Avest

Kampement

Kunst naar buiten, dat was het idee, niet in een museum of galerie. Ook niet in een leegstaand pand dat tijdelijk en onder bepaalde condities gebruikt mag worden voor een kunstzinnige activiteit. Maar een eigen mobiele en autonome ruimte die naar eigen inzicht en noodzaak neerstrijkt op buitenlocaties, als kwartiermaker en als onderzoeksstation voor kunstenaars. Er zijn vergelijkingen te maken met een expeditiestation en de naamgeving MIR (Mobile Interdisciplinaire Ruimte) maakt een knipoog naar het eerste ruimtelaboratorium; de Russische MIR die in 2001 werd afgedankt en moedwillig op de aarde is neergestort. Vanaf dat moment nemen we het als het ware over, op onze aardkorst en in de vooralsnog enige leefbare kilometers dikke zone van het universum.

Het gaf aanleiding tot het ontwerpen en maken van een ruimte die bruikbaar is voor locatieprojecten in het buitengebied. Die ruimte mag niet te klein zijn, je wilt er alles in kunnen doen maar het geheel moet wel in een zeecontainer passen. Het is een praktische ruimte; snel te transporteren, op te bouwen en in gereedheid te brengen. Bovendien is alles opvouwbaar en mobiel.

Vanaf dat moment nemen we het als het ware over, op onze aardkorst en in de vooralsnog enige leefbare kilometers dikke zone van het universum.

Er zijn verschillende bedrijven benaderd om in samenwerking onderdelen te maken tegen zo laag mogelijke kosten. De logo’s van de betrokken bedrijven, instellingen en instanties zijn als sponsors op de container geplakt. De expeditie die volgt speelt niet enkel in het hoogseizoen maar het hele jaar door, zomer en winter. Het MIR-paviljoen dat zich volledig uit een zeecontainer laat ontvouwen en daardoor ook via regulier transport overal naartoe is te verplaatsen, is met regelmaat op de meest uiteenlopende plekken en vaak onder lastige weersomstandigheden, in de modder, regen of sneeuw opgebouwd.

Expeditie

Het naar buiten toe slaat ook op de praktische en technische impact van deze ambitie, want wil je volledig autonoom kunnen werken op locaties waar niets is, dan moet je e.e.a. aan boord hebben. Energie kunnen opwek-ken, basale voorzieningen, mogelijkheid tot verblijven… kortom zaken die ook spelen als je in de ruimte verblijft. Dit veroorzaakt de minimale condities waar- onder gewerkt kan worden. Sommige voorzieningen zijn er, waar andere ontbreken. Het zet de kunstenaar aan tot bijzondere keuzes in het werk.

Keuzes die waarschijnlijk in een vertrouwde ruimte niet gemaakt zouden worden. Hierin schuilt de MIR-waarde.

Alle benodigdheden moet je zelf aanvoeren en dan lijkt schaarste, paradoxaal genoeg vaak bevrijdend te werken.

De omstandigheden op de buitenlocaties zijn immers vaak verre van ideaal, je mist de geborgenheid van het instituut, het vaste publiek en de scene. Alle benodigdheden moet je zelf aanvoeren en dan lijkt schaarste, paradoxaal genoeg vaak bevrijdend te werken. Daar komt bij dat de nogal dwingende ruimte van de tent; 14 meter doorsnee en 7 meter hoog een uitspraak afdwingt van de kunstenaar, een eenduidig plan en gebaar, al het andere verliest hier zijn kracht. De dome heeft een centrum, een middelpunt, een brandpunt en daar ligt de focus. Dit laatste is een markant verschil met een gangbare rechthoekige tentoonstellingsruimte waar er altijd wel een aardige mix van gedachten kan worden gecomponeerd en gestileerd.

Partners

Op de locaties komen de projecten tot stand met lokale partijen. In het begin zijn dat vooral plekken rond Arnhem waar er al decennialang een hechte samenwerking bestaat tussen de kunstenaarsinitiatieven. Dit heeft zeker ook voor beginnende kunstenaars geleidt tot een bijzonder werkklimaat. MIR is mede gestart na een uitnodiging van kunstenaarsinitiatief GANG voor het project Brachen Siedlung in het Duitse Ruhrgebied en later in het project Code Rood dat gedurende een aantal jaren plaatsvond op een verlaten kazerneterrein in de bossen van Arnhem Noord.

MIR is ook gestart met de ondersteunende rol van het Mondriaan Fonds die wel kansen zag in de mogelijkheden van een expeditiestation voor de kunsten op buitenlocaties. In de beginjaren was er weinig te besteden en kregen kunstenaars een vergoeding voor de tentoonstellingen die vaak niet langer dan een weekend zichtbaar waren voor publiek.

Wat aanvankelijk bestond uit kleinschalige interventies en kortstondige exposities groeide geleidelijk uit tot projectmatige en grotere projecten.

Wat aanvankelijk bestond uit kleinschalige interventies en kortstondige exposities groeide geleidelijk uit tot projectmatige en grotere projecten. Wat dan vervolgens weer vraagt om groei in de organisatiecapaciteit. Die werd met de komst van Anouk Mastenbroek geprofessionaliseerd en ondergebracht in Stichting MIR projecten. Het gevolg was financiële steun van Provincie Gelderland, het Prins Bernhard Cultuurfonds en vrijwel gegarandeerde steun van de gemeentes waar MIR zich tijdelijke vestigde. Dankzij deze ondersteuning was er voortdurend sprake van een noodzakelijke onafhankelijke positie in de samenwerking met de lokale partners.

De locaties zijn gericht gekozen op basis van nieuw onderzoeksgebied en instanties waarmee nog niet eerder gewerkt is; transitiegebieden en ontwikkelaars, universiteitscampus en onderzoeksterreinen, basisscholen en educatieprogramma’s, festivals en installatiekunst en zo zijn er meer. Er is gewerkt met biologen, kinderen hebben geprobeerd op zonlicht te koken, een aantal m2 klei akker is losgegraven en onderzocht en er zijn geluidsinstallaties gebouwd als randprogrammering op festivals.

Er is gewerkt met biologen, kinderen hebben geprobeerd op zonlicht te koken

Hierbij was er telkens sprake van een coalitie tussen MIR en de organisatie ter plaatse. Uitzonderlijke situaties nodigen uit tot ongebruikelijke keuzes en inventieve oplossingen. Kunstenaars die voor de specifieke locaties werden benaderd om met een projectplan te komen zijn op de proef gesteld. En ontwikkelen nieuw werk voor de specifieke locatie.

De meest interessante consequentie van dit project is dat kunstenaars de kans krijgen om op bijzondere plekken tot nieuwe werk te komen. Dit is op de eerste plaats van belang voor de kunstenaar zelf. Kunst als expeditie suggereert ook een wetenschappelijke context en ten dele klopt dat ook. Hoewel wetenschap op zoek is naar algemene feiten is kunst uit op persoonlijke zienswijzen.

Kunst als expeditie suggereert ook een wetenschappelijke context

In beide gevallen wil je dat de ervaringen inzichtelijk zijn. Op iedere nieuwe plek bereik je een ander publiek. Doorgaans publiek dat verbonden is aan de gastlocatie, Zo bereik je ook telkens andere geïnteresseerden die niet enkel kunst gerelateerd zijn. Er ontstaan bijzondere grens- overschrijdende coalities van vakgebieden.

MIR-team

De organisatie van dergelijke projecten is en werd ook steeds veeleisender. Wat begon als een avontuurlijk initiatief werd als stichting MIR een kleine organisatie met correspondentie, bureauwerkzaamheden en financiële verplichtingen. De huidige richtlijnen voor kunstenaarsinitiatieven en de overigens terechte honoraria voor deelnemende kunstenaars (Fair Practice Code), die we de afgelopen jaren overigens keurig hebben gehanteerd, vraagt om een professionele organisatie met minimaal twee vaste werknemers. Dit is voor ons niet in tijd, maar ook niet in middelen nog langer op te brengen.

De nieuwe gedragscodes die deel uitmaken van de Governance Code Cultuur leggen de lat hoog en daar valt ook zeker iets voor te zeggen. Maar de code’s garanderen vooral het honorarium van deelnemende kunstenaars en niet direct dat van organisatie rond de projecten. In de praktijk betekent dat een welhaast onmogelijke opgave voor kunstenaars om naast een beroepsmatige kunstpraktijk je nog te richten op het organiseren van kunstprojecten.

In de praktijk betekent dat een welhaast onmogelijke opgave voor kunstenaars om naast een beroepsmatige kunstpraktijk je nog te richten op het organiseren van kunstprojecten.

Dat zal waarschijnlijk in de toekomst meer in handen komen van personen met een kunstmanagement opleiding of iets vergelijkbaars. MIR was een organisatie die volledig bestond uit kunstenaars, van bureau- tot de opbouwwerkzaamheden.

Een ander knelpunt; het willen inspelen op actuele ontwikkelingen rondom een specifieke locatie, daar een geschikte kunstenaar voor benaderen en diegene voor die unieke MIR-locatie een nieuw werk laten ontwikkelen. Dat is deels een ad-hoc proces, waarin veel onzekere factoren een rol spelen en veel gaandeweg vorm krijgt, dat past sterk bij het karakter van MIR. Die manier van werken strookt niet goed met subsidierichtlijnen waarin juist de visie en keuze van de kunstenaars vooraf centraal moet staan.

Die manier van werken strookt niet goed met subsidierichtlijnen waarin juist de visie en keuze van de kunstenaars vooraf centraal moet staan.

Daarmee valt dan ook het doek voor MIR en heeft de organisatie incluis mijzelf besloten met de mobiele MIR-projecten te stoppen. Organisatie, bestuur en opbouw was in handen van: Alphons ter Avest, Anouk Mastenbroek, Joyce Zwerver, Monika Heldoorn, Harriet Caldwell, Gerard Koek, Tanja Smeets, Ronald van der Meijs, Jeroen Glas, Fons Snelder, Bart Verburg en Karel van der Eijk. Wij willen alle betrokkenen en instanties die ons al die jaren gesteund hebben hartelijk danken voor hun bijdragen aan de MIR projecten.

Wat blijft is een 10 jaar beeldverslag van MIR projecten te zien op mirproject.nl

nl_NL_formalDutch