Eén verontrustend stukje informatie over Senegal heeft mijn aandacht getrokken en is blijven knagen: dat de meerderheid van de vrouwen achter de tralies in de vrouwengevangenissen zitten voor prostitutie-gerelateerde ‘misdaden’, of voor infanticide – het doden van hun baby. Gebeurtenissen die op veel manieren met elkaar verbonden zijn, armoede en een gebrek aan vrouwenrechten zijnde de meest voor de hand liggende.
Al geruime tijd werk ik met de thema prostitutie. Dat is nu extra relevant omdat een groeiende hoeveelheid landen overweegt het ‘Zweedse model’ te implementeren, wat de kopers van seks bestraft, in tegenstelling tot diegene die het verkopen. Ik beschouw prostitutie als een onderwerp dat niet te scheiden is van gender-, ras- en klassenpolitiek, en ik onderzoek de relatie tot hedendaagse consumentisme, en de overeenkomsten en verschillen in verschillende landen, door de tijd heen.
Een groot deel van mijn werk draait om de levensverhalen van vrouwen, situaties van prostitutie, en Senegal is bijzonder omdat het hét enige land is in Afrika en het enige laag-inkomensland, waar prostitutie legaal is en gereguleerd wordt aan de hand van een gezondheidsbeleid. Ondanks dat het hier grotendeels islamitisch is, en de geprostitueerde vrouwen lijden onder heftige stigmatisering, bestaat er een aantal, verbazingwekkend zichtbare groepen, die de strijd aangaan om andere opties te creëren voor vrouwen in de prostitutie. Dit maakt het iets toegankelijker voor mij. Ik hoop met deze groepen te werken, en met vrouwen in de gevangenis. De stemmen van geprostitueerde vrouwen, vooral die in Afrika, zijn nog altijd ondergehoord op de mondiale podia.
Door een Senegalese NGO, Tostan, ben ik uitgenodigd om mee te lopen met Project Prison, dat gericht is op vrouwen die kort geleden uit de gevangenis zijn gekomen en hen helpt te re-integreren in hun familie en dorpse samenleving. Het is in Diourbel, een klein stadje in het binnenland, vier uur rijden met een taxi. Het begint morgen al en zal tien dagen duren.
Eerst hier in Dakar van alles regelen: Mamí gaat tolken, Abdu gaat de audio van Woloftalige interviews uitschrijven, en Niokhobaye zal toegang tot de gevangenis regelen, maar wordt tot nu toe, eindeloos van kastje naar muur gestuurd. (Buiten zijn kantoor is een basketbalveld waarop een groep van 12 mannen in donkere pakken met stropdas. Onder leiding van een bevel-uitdelende man in trainingspak, voeren zij een James Bondachtig choreografie op – ingewikkelde stappen, draaien, het richten van hun pistool. Er is maar een van de mannen die een echt pistool heeft, de anderen trekken hun vingers uit hun broekzak en richten die op commando op het groepje publiek dat het schouwspel staat te bewonderen. Zijn het acteurs, dansers?… “Nee, veiligheidsagenten.”) Ook spreek ik af met Lala, oprichtster van And Soppeku, een groep die (vaak analfabete) vrouwen in de prostitutie informeert over hun rechten, en over HIV/aids. Lala is zo enthousiast over mijn project dat zij zichzelf aanbiedt voor een interview, en dan wel meteen! We praten door tot het donker wordt.
Aan Project Prison doen tien vrouwen mee die recent vrij zijn gekomen uit drie verschillende gevangenissen. Ze krijgen een cursus die hen leert groente en fruit om te zetten in conserven en siroop, zodat ze dit later, buiten het seizoen, met winst kunnen verkopen. Als ik aankom zijn ze een enorme pan sinaasappelsiroop aan het koken, gember aan het schillen voor gemberdrank, en hete chilisaus aan het maken. Ik wil me niet opdringen met mijn fototoestel dus schiet ik alleen foto’s van hun werkende handen.
De cursus moet hen meer zelfstandigheid geven als ze terugkeren naar hun dorpen. Vrouwen die in de gevangenis gezeten hebben worden zwaar gestigmatiseerd en hebben het dus heel moeilijk. De meesten hebben vastgezeten voor infanticide, een begrip dat niet alleen het doden van je (pasgeboren) baby dekt, maar ook het ondergaan van een abortus. Veel van deze vrouwen werden zelfs door buren of familieleden aangegeven bij de politie na het krijgen van een miskraam. Ze zijn bijna allemaal analfabeet en de meesten zaten jarenlang in voorarrest omdat zij noch de kennis, noch de middelen hadden om een advocaat te nemen. Dossiers zijn zoekgeraakt, en soms duurde het vijf jaar voordat ze werd voorgeleid en de rechter hen eindelijk onschuldig verklaarde en naar huis stuurde. Slechts een paar van de vrouwen spreekt Frans, de rest alleen Wolof. Aïssatou, de onvermoeibare plaatselijk oprichtster van dit project, geeft de groep uitleg over mijn werk, en regelt dat ik de verhalen van de vrouwen mag opnemen. De relazen – gedwongen huwelijken; door religie goedgekeurde polygamie; verkrachtingen door ooms, neven of maraboets; pasgeboren baby’s die worden achtergelaten – alsook de manier waarop zij door familie en dorp de rug toegekeerd kregen, zijn hartverscheurend. Aïssatou tolkt, en moet ervan huilen.
Naast religie, komt er vaak magie in hun verhalen voor. Ik moet er erg aan wennen. Op de route naar het Tostan-gebouw is een weg waar allerlei vreemde artikelen te koop zijn uitgestald – hoorns of pootjes van verschillende dieren, tanden, stukjes bont, droge vleermuizen of andere wezentjes, schelpen of vreemdsoortige stukjes hout. Hekserij is hier sterk aanwezig. Voor vertrek heb ik ontzettend geprobeerd me in te lezen. Een berg artikelen gedownload – over religie, justitie, maar vooral over vrouwenrechten en de rol van de vrouw in de Senegalese samenleving. Statistieken, literatuur, boeken van Senegalese auteurs, vooral vrouwelijke… maar eenmaal hier lijkt alles nóg complexer.
Ik nodig de vrouwen ook uit om een masker te schilderen. Dit zijn zelfportretten, geschilderd op een bruine papieren zak. Met een masker blijven zij op de foto anoniem. De foto’s met maskers hebben meerdere lagen – ze geven aan hoe de vrouwen zichzelf zien; ze zeggen iets over hun onhandigheid met een penseel; in veel Afrikaanse landen bezit een masker magische krachten en verleent een bijzondere macht aan de drager, maar ze herinneren ook aan beelden van gevangenen met een zak over het hoofd; en, heel belangrijk, doordat wij de vrouwen niet kunnen zien maar zij ons wel ‘bekijken’, wordt de standaard blikrichting omgedraaid.
De diploma’s die aan het einde van de cursusweek worden uitgereikt door de directeur van de gevangenis zullen voor veel van de vrouwen het eerste diploma zijn dat ze ooit hebben ontvangen. Een blij, maar ook een triest, moment – nu moeten ze terug naar de afwijzingen en wreedheden van hun reguliere leven. Voor sommigen was dit de leukste week van hun leven. Heel speciaal dat ik het met ze mocht delen.
Terug in Dakar, mooie avondlicht, ga ik foto’s maken van het Ancien Palais de Justice – het oude paleis van justitie. Neergezet in de jaren vlak voor de Senegalese onafhankelijkheid, het is gebouwd op een rotsplateau, een schiereiland dat langzaam afbrokkelt wat grote scheuren begon te veroorzaken in het gebouw, die de aanzet vormde tot het snel verhuizen van de rechtbank naar een nieuw onderkomen. Vorig keer dat ik hier was, was het gebouw al vele jaren verlaten, en een bewaker moest bezoekers afschrikken. Maar als kunstenaar werd ik verondersteld ongevaarlijk te zijn, en heb het vervallen en afbrokkelende interieur – stapels documenten die dikke lagen stof verzamelden en langzaam wegrotten, aangetast door insecten en knaagdieren – heimelijk kunnen fotograferen. Het beeld van het verlaten gerechtsgebouw en de achtergelaten artefacten van justitie, weerspiegelen de manier waarop deze kansarme vrouwen aan hun lot zijn overgelaten. De foto’s vormen een treffende metafoor voor de wettelijke en ethische (on)rechtvaardigheden met betrekking tot de vrouwen – een letterlijke Collapse of Justice. Het gebouw blijkt inmiddels leeggehaald. Een bewakingsman vertelt dat de stapels documenten simpelweg op een brandstapel werden gegooid. Het gesaneerde gebouw gaat gebruikt worden voor, hoe ironisch kan het zijn… een kunstmanifestatie… de Dakart biënnale.
Aangestuurd door Lala, komen er dagelijks vrouwen langs, die door het noodlot gedwongen worden hun lichaam te verkopen om hun kinderen te voeden. Mijn onderzoek richt zich op de omstandigheden die vrouwen tot prostitutie brengt, níet de gruwelijke details van wat er achter gesloten deuren gebeurt. Ze schilderen maskers en delen hun verhalen van persoonlijke rampen, en verlammende armoede. Wat een ongelofelijke veerkracht moeten deze vrouwen hebben om alle hindernissen op hun pad te overleven. Wat ze gemeen hebben met de geprostitueerde vrouwen die ik in Europa en Zuid-Amerika interviewde, is een hardnekkige toe-eigening van klassenprivilege en mannelijke bevoorrechting. Maar het valt mij op dat geen van de vrouwen hier door een man, hetzij een partner, hetzij een pooier, wordt gedwongen te werken. Ze zijn zelfs onthutst als ik het vraag – zoiets bestaat hier niet. Officieel zouden zij perfect passen in het Nederlandse ideaalbeeld van de zelfstandige sexworker die er autonoom voor heeft ‘gekozen’ om in de prostitutie te stappen. Merkwaardig dan dat géén van deze vrouwen het werkelijk kiest, het is als een absolute noodgreep vanwege gebrek aan ander opties. Misschien wordt het tijd om ons serieus af te vragen of het Nederlandse ‘ideaal’ niet gewoon een wanbegrip is.
Tijdens de laatste week, een aantal bijzondere interviews: Het succesverhaal van een vrouw die door haar gevangenisstraf een uitweg kreeg, een kans op een opleiding, en meer zelfstandigheid toen zij vrij kwam. Zij verft en batikt stoffen en geeft nu les aan andere ex-gedetineerden. En in het buitenwijk Pikine, een interview met een vrouw van de Lebou stam die rituelen uitvoert voor een goede visvangst, of om de zee te kalmeren – het gooien met kauri schelpen duid haar aan welke offers er gedaan moeten worden. Zij vertelt over de ceremoniën om de zeegoden gunstig te stemmen, en hoe deze gave om met de geesten in contact te staan, wordt doorgegeven van generatie op generatie – het kleine mesje dat naast haar zit, wordt haar opvolger. Mooi – Girl-Power in dit land waar de meest vrouwen zo weinig macht lijken te hebben. De allerlaatste dag lijkt een marathon; gesprekken met vier verschillende vrouwen van AWA, een ander vereniging van vrouwen in de prostitutie.
Toestemming voor de gevangenis heb ik niet gekregen, maar in deze 27 dagen, heb ik in totaal 26 vrouwen geïnterviewd. Heel veel levensverhalen gehoord, maar de context, deze samenleving met al zijn complexiteit, voelt nog steeds ongrijpbaar.
Terug in Amsterdam ligt thuis op de mat een besteld boek, Black Sisters Speak Out – Feminism and Oppression in Black Africa. Had ik moeten lezen vóór mijn reis.