Van blijvende invloed waren ook een aantal zen-kalligrafieworkshops die ze er volgde. Sindsdien werkt ze veel met inkt en bamboe penseel op papier. Het heeft geleid tot een groeiende interesse voor de oosterse cultuur en een verlangen om de bakermat van de inktkunst, China, beter te leren kennen. Afgelopen voorjaar verbleef ze drie maanden in Xiamen.
De weg wordt gemaakt door degenen die hem lopen. (Chinees spreekwoord)
Xiamen ligt aan de Chinese zuidkust, tussen Shanghai en Hongkong, tegenover Taiwan. Er wonen ongeveer vier miljoen mensen. Ik heb voor deze stad gekozen, omdat het CEAC (Chinese European Art Center) zich hier bevindt, dat me van verschillende kanten is aangeraden. Bij aankomst tref ik een ontregeld CEAC aan: May Lee, de Chinese directeur, is een paar dagen ervoor plotseling in het ziekenhuis opgenomen. Ineke, de Nederlandse oprichter, springt in, samen met bevriende kunstenaar Wei Na. Na de eerste nacht op mijn nieuwe plek wordt me aangeboden om naar een ander appartement verhuizen. Het is wel heel slecht achtergelaten door de vorige gebruiker, maar leger en lichter, dus beter geschikt als atelier en het heeft uitzicht op zee! Ik doe het. Mr. Zhu, de IT-er uit CEAC’s netwerk, assisteert met het installeren van de Chinese simkaart en de wifi. Ik zal hem regelmatig zien, want de langzame wifi valt geregeld uit en is dan niet makkelijk weer op te starten.
De compound heeft hekken en bewakers en mijn ramen en balkons hebben zilverkleurige tralies, als een soort luxe gevangenis. Vaak is het mistig, maar op heldere dagen is het uitzicht adembenemend en heel soms zie ik eilanden en een naburig stadsdeel. Het licht buiten is warm en het glas in mijn ramen knalblauw; elke keer weer een shock wanneer ik ze openschuif.
De andere twee CEAC-appartementen zijn in naburige flats, maar het grootste deel van de tijd is er maar één bemand; door Tara, een Nederlandse fotograaf en documentairemaker, en haar gezin. Ze is er al een aantal maanden en deelt genereus informatie en contacten. Het CEAC geeft me de eerste dagen een paar keer een korte crash course wegwijs worden in Xiamen: samen, met verschillende bussen, de routes afleggen naar hun kantoor, de supermarkt, de markt, enzovoorts.
Na een week komt er tijdelijk een resident in het derde appartement: Ben, een jonge beeldhouwer en videomaker uit Australië die ik ontmoet bij de vertoning van Tara’s films op de universiteit. Het grootste deel van zijn verblijf wacht hij op een contact met een metaalwerkplaats en we struinen regelmatig samen door de stad waarbij we gedachten en ervaringen uitwisselen.
Na drie weken noteer ik: “Nog niet aan het werk. Alles voorbereid: muren geplamuurd, gewit, vloeren afgedekt, materiaal in huis gehaald voor klein werk. Ik maak en print plattegronden, koop eten en ontbrekend huisraad, loop veel door de stad, fotografeer. Al mijn Chinees vergeten. Stuntel met de maps- en vertaal-apps, die ook nog eens de hele tijd crashen. Veel afbeeldingen van dieren in het stadsbeeld. Bezig met hun symboliek. Alles is exotisch hier, spannend en nieuw.”
Na een week komt er tijdelijk een resident in het derde appartement: Ben, een jonge beeldhouwer en videomaker uit Australië die ik ontmoet bij de vertoning van Tara’s films op de universiteit.
Ben vertrekt en Tara is druk. Ik mis contacten met andere residenten en met Chinese kunstenaars. Het strand is prachtig en ik loop er vaak, maar het voelt als een filmset. Veel bruidsparen en toeristen laten zich er eindeloos fotograferen en filmen, vaak onder regie van een uitgebreide crew. Ondanks het al snel warme weer zit niemand op het zand, alleen soms op de rotsen en ik zie nooit iemand in de zee zwemmen.
Gaandeweg vallen er dingen op hun plek. De stad biedt onverwachte inspiratie in de vorm van subtropische bomen en rotspartijen die overal opduiken tussen de hoogbouw. Met name in de sexy en baardige rong shu of banyan bomen, die grotendeels uit verstrengelde wortels bestaan, zie ik allerlei voorstellingen die ik fotografeer.
Na een maand moet ik het land even uit om mijn visum te verlengen en dat gaat gelukkig makkelijk, even op en neer met de boot naar een klein Taiwanees eiland voor de kust. De volgende dag kan ik eindelijk beginnen met mijn Chinese schilderlessen die waren uitgesteld. Ze zijn erg goed. Een maand lang ga ik drie keer per week naar Chéng Hai Tāo om te kalligraferen en Chinees te schilderen. Ze toont me van alles: verschillende rijstpapiersoorten, het opplakken ervan op een steviger ondergrond, de betekenis van sommige basiskarakters en hoe je ze schrijft, in welke volgorde en met welke penseelstreken. Hoe je kleuren mengt en je de verschillende bloemen, vissen vogels, vissers, rotsen schildert. Het is enorm intensief. Een maand is veel te kort om het goed in de vingers te krijgen, maar ik maak van alles aantekeningen, soms foto’s. De vele regels zitten mijn eigen werk wel in de weg, onontkoombaar natuurlijk, maar ik laat de verwarring toe en er ontstaan interessante dingen.
In de stad koop ik kranten waar ik tekstwerken van maak. Ik had me hier in Nederland op verheugd, maar al doende merk ik dat het me stoort dat ik alleen op de vorm van de tekst af kan gaan. De eerste twee zijn spannend, maar erna worden het esthetische beelden die inhoud, diepte missen. Ik laat buiten dit idee voorlopig varen. Later ga ik meer aan de gang met de lay-out en de foto’s, wat wel interessante beelden oplevert.
Een groot deel van het leven in Xiamen draait om de enorme universiteit. Via Tara leer ik de sociale Lova kennen. Ze stelt me voor aan kunststudent Muse die me wekelijks gaat assisteren met praktische zaken. Wanneer ik vraag wie haar meest inspirerende leraar was noemt ze professor Li. Op mijn verzoek belt ze hem op en tot mijn verrassing worden we samen bij hem thuis uitgenodigd: hoog in een van de vele nieuwe wolkenkrabbers, waar het binnen opeens oud China is met houten schuifdeuren, lambriseringen, bamboe meubelen en antieke kunstvoorwerpen. Aan het eind van de avond vertelt hij dat hij binnenkort een excursie gaat maken met studenten naar een aantal historische plekken ten noorden van Xiamen. Als ik wil kan ik mee. Het leidt een paar weken later tot een geweldig weekend waarin ik met de professor en zeven van zijn design masterstudenten op pad ben in een minibusje. We bezoeken een oude naburige stad, met indrukwekkende historische gebouwen, een Taoïstische berg, een eilandje waar net een Boeddhistische cultus plaatsvindt, een gigantische crafts mall waar al mijn vooroordelen over kunst en kitsch op de proef worden gesteld en nog veel meer. Ik vind er ook een aantal tweedehands boekjes, die ik later bewerk. Het leukste is om twee dagen lang met alleen Chinezen te zijn, jonge open mensen die me van alles uitleggen over wat we zien, maar ook over hun cultuur en levens. Twee studenten, Sucy en Yi, spreken goed Engels en vertalen. We houden contact. Ze helpen me met de installatie van mijn tentoonstelling en meer.
De studenten maken verrassend originele en gedurfde werkstukken; sommige openlijk politiek.
Mijn mede-resident stelt me voor aan het subhoofd van de beeldende kunstafdeling op de kunstenfaculteit van de universiteit. Ze komt langs en nodigt me uit om een lezing aan de faculteit te komen geven over mijn werk en een workshop aan haar eerstejaarsstudenten. Mijn lezing See the text, read the image vindt plaats in het auditorium van de kunstenfaculteit en wordt goed ontvangen. De focus van de workshop ligt op kranten en inkt. De studenten maken verrassend originele en gedurfde werkstukken; sommige openlijk politiek. Ook de andere mensen die ik leer kennen lijken zich niet al te veel aan te trekken van de staatscontrole. Er zijn wel dingen die men in het openbaar op de ene manier zegt en in de privésfeer op de andere. Ik maak een hele heftige en kritische performance mee, maar die speelt zich dan wel af op één hoog achter, in een alternatieve ruimte. Het is een soort collectieve psychoanalyse waarin onder andere rode shawls doorgeknipt worden.
In de prachtige parken maak ik kleine inkttekeningen, beginnend bij een struik, een rots en eindigend in van alles. Na twee maanden heb ik een nieuw visum nodig, waarvoor ik deze keer helemaal naar Hongkong moet en er minstens drie dagen verblijven. Ook boeiend en razend interessant, maar een flinke onderbreking, waarna het tijd kost om weer goed aan het werk te komen.
Twee weken voor mijn vertrek opent mijn tentoonstelling in het CEAC. De titel is Revenge of fish. Het straatbeeld van Xiamen is vol levende vissen in volle aquaria, emmertjes en teiltjes, want men houdt er van vers. Voor het eerst voel ik er empathie mee. Ze zijn zo buitenaards mooi. Vaak geëtaleerd op ooghoogte is het onmogelijk ze niet af en toe in de ogen te kijken. Ze komen terug in een aantal tekeningen. Met de gekozen titel beoog ik ook te illustreren hoe taal beeld oproept. De tekstwerken en betekende Chinese boeken liggen in zelf gefabriceerde vitrinetafels; aan de wanden hangen grote inktschilderingen op rijstpapier, tekeningen op Chinese kranten en een serie kleinere inkttekeningen, afgewisseld met foto’s van banyan-bomen. De opening is feestelijk en vrij druk bezocht, vooral door mensen van de universiteit. Ik leer er CEAC’s directeur May kennen die gelukkig goed hersteld is.
Ik heb er mijn ogen uitgekeken, me verwonderd en verbaasd, opgewonden en opgetogen.
Daarna bezoek ik samen met een Nederlandse gast het beroemde eilandje Gülangyu en de ronde lemen Tulou gebouwen in het binnenland. Beiden spectaculair en interessant, maar zo toeristisch, dat we ook blij zijn weer terug te komen in Xiamen.
Dan is het afscheid nemen van de ruisende zee, de parken, de mensen die ik heb leren kennen. Het nieuwe werk past in mijn koffer, voordeel van papier. Nieuw aangeschaft materiaal gaat per post. Het verblijf was enorm intensief. Ik heb er mijn ogen uitgekeken, me verwonderd en verbaasd, opgewonden en opgetogen. Het heeft geresulteerd in vriendschappen, inspiratie en nieuwe inzichten; een bodem voor hopelijk een volgend bezoek aan China. Spannend hoe het zich de komende tijd gaat vertalen naar werk.