Aquamorfologie

ico teja van hoften

Ik voel me direct heel prettig in de Telpost, een soort buitenzijn en tegelijkertijd heel beschermd in mijn eigen wereld blijven. Of het nu door de schuine stand van de ramen komt, die vanonder naar binnen gaan, maar ik ben meer op de bodem geconcentreerd dan op de lucht, meer op mezelf dan op de buitenwereld. Ondanks de vele ramen voel ik me ongezien. Ik hoor het water niet en ook de schepen glijden traag en geruisloos voorbij, doen het water rimpelen.

Botsende waterstromen, die door de oevers nogmaals van richting veranderen en er een extra dimensie aan toevoegen. Schepen met hun zwarte en soms witte bergen aan dek, landschapsvervoer. Onduidelijke stemmen op de marifoon. Geen meldplicht meer. Ook de podcast over water van Nico Parlevliet (soundhouse.org), die ik luister terwijl ik stromingen haak en af en toe van mijn werk opkijk naar het water, helpt me. Drijven op andermans herinneringen, aanspoelen op de oever van filosofische bespiegelingen over water. Dat alles maakt me nog meer buitenstaander, iemand die observeert.

Ondanks de vele ramen voel ik me ongezien

Ik wandel iedere dag en verzamel. Zo ontstaan er vanzelf rubrieken zoals bijvoorbeeld koeienvlaaien, die hier in de Millingerwaard overal als uitgedroogde vellen op het zand liggen. Door de verschillende stadia van verval, zijn ze vol gaten en opgekruld tot papierdunne vliezen met indrukwekkende schaduwen, een wajangvoorstelling. De platte steentjes, die in mijn zakken rinkelen als in het geldbakkie van de orgeldraaier. Mooie grote baksteenklonten, misbaksels uit de talloze steenfabrieken hier langs de rivieren. Ze zijn een landschap op zich.

Op woensdagavond inventariseert de plantenwerkgroep uit Nijmegen, op mijn verzoek, het KM-hok 199- 431 rond de Telpost en komt tot wel 153 soorten, waarvan velen mij waren ontgaan. Ook de dieren en met name de vogels zijn talrijk. Iedere dag vergroot ik mijn onderzoeksgebied.

En wat kan ik anders op een Telpost dan het uitzicht inventariseren, mijn zegeningen tellen, rijkdom in kaart brengen, een geluksherbarium aanleggen

Onderweg verzamel ik ook schaduwen, van boomrivieren die over de weg stromen en, op een andere plek, hoe het struikgewas een trappetje maakt op het aardappelveld. En dan is er natuurlijk, wat er altijd gebeurt, als ik opeens alleen ben; Het observeren van mezelf, hoeveel ik eet en wat, hoeveel ik naar de wc ga, hoeveel ik slaap, wakker lig, loop. Alles op het uur af in een nauwkeurige boekhouding bijgehouden. Het maakt dat ik me heel opgeruimd voel, opmerkzaam en een soort van schoon. En wat kan ik anders op een Telpost dan het uitzicht inventariseren, mijn zegeningen tellen, rijkdom in kaart brengen, een geluksherbarium aanleggen.

Ook ben ik, met behulp van de drie pontjes, mijn uitzicht van dichtbij gaan bekijken en aan de overkant geweest. De Klompenwaard is ook een erg mooi struingebied en enigszins vergelijkbaar, maar de Millingerwaard is grootser en ik hou al meer van haar, omdat ik haar na een paar dagen al zoveel beter ken. Maar ik moet me gaan beperken en kom terug op mijn oorspronkelijk plan de vorm van water te bestuderen. Maar dat valt niet mee.

Naarmate het water sneller stroomt, gedragen weerspiegelingen zich grilliger

Het sijpelt weg tussen mijn wimpers. Alleen foto’s krijgen houvast op de bewegelijke veranderlijkheid en kunnen het moment grijpen, wat vaak verrassend anders is dan hoe mijn ogen het zien. Naarmate het water sneller stroomt, gedragen weerspiegelingen zich grilliger, kronkelen takken zigzaggend tot er gaten in vallen.

Blubberstroom, die kleine vulkaanuitbarstinkjes in zijn oppervlak trekt als de kracht van op elkaar botsende stromingen het water over de zanderige bodem sleept en tegen de oever smijt van het strandje, waar ik vanuit de Telpost op uitkijk. De waterprints van lichtgekleurd zand vermengd met donker gruis, vormen een steeds wisselende vloedlijn tot de ronde vormen samen donkere wolkpartijen worden, zwaar weer op komst. Water als een donkere sterrenhemel met al zijn glimlichtjes. Oeverafslag, die de rand in lagen op verschillende hoogtes in étages verdeelt, waar de golven gaten en gleuven in gezogen hebben. Volgelopen voetstap van iemand, die zwaarder is dan ik.

Weer thuis op de Telpost heb ik draadjes over de tafelrand laten stromen

Ik maak een actuele waterstandkaart van de Millingerwaard door zoveel mogelijk vlak langs de oevers van de kwelvingers te lopen en dit via een app op mijn telefoon op te nemen. Dit brengt mij op spannende plekken, zompige oevers waar opeens drie ooievaars staan. Stukken waar ik niet verder kan, omdat de bomen tot aan het water komen en de helling te steil is. Over takken kruipend, me door lage begroeiing wringend van nagelkruid, brandnetel, bramen en jonge meidoorn, die de benen schampen en aan mijn rokken trekken. Meestal heb ik de keuze uit drie mogelijkheden, de droogstaande soms nog moerassige waterkanten waar je af en toe door muggenwolken moet, hogerop de bomen met veel dood hout waar het bukken, kruipen en klimmen is en dan nog verder van het water verwijderd, de lage dichte begroeiing. Soms kom ik er niet ongehavend uit. Dan weet ik wel waar ik naar toe wil, maar lukt het gewoonweg niet en moet ik na een paar stappen toch weer terug. En dat telkens weer opnieuw.

Mijn benen gestriemd, gegeseld, bebloed en bezweet. Erna heb ik mijn opdracht niet meer zo nauw genomen, maar ik probeer natuurlijk wel zoveel mogelijk de vloedlijn te volgen. Vaak ziet het watermerk er prachtig uit, als een hooggebergte, laag achter laag. Eenmaal daarop gefocust, kom ik de vloedlijnen overal tegen, in het gekabbel van mijn oude vel op mijn bovenarm. Het hooi, dat in lange lijnen over het land bijeen gespoeld ligt. Zelfs het marmer van een grafzerk in Keeken kent zijn vloedmerk. Maar de vloedlijn, die het zweet op mijn rugzak heeft achtergelaten, lijkt het meest op de waterafdrukken. Als ik inzoom en er een foto van maak, wordt het een borduurpatroon van de Alpen. Weer thuis op de Telpost heb ik draadjes over de tafelrand laten stromen.

Het is een korte, maar intensieve periode geweest. Ik heb niet alleen fysiek veel met takken en stenen lopen sjouwen en van alles bijeengebracht, ik heb ook veel gedacht en bedacht, wat ik later wil verwerken in beelden en een boek, waarin ik mijn gedachtes, wandeltekeningen en foto’s samenbreng om zo een beeld te geven van een bijzondere plek in een prachtig gebied.

De relatie tussen de rivier en zijn bedding, het water en de bodem

De oevers, de bodemsamenstelling van grind, klei of zand, stenen en bomen langs de waterkant, zij sturen het water. Meestal is ze meegaand en volgt de weg van de minste weerstand, zacht en vloeiend. Maar haar strelingen kunnen fataal worden. Doortastend dringt ze door tot in de kleinste poriën van de bodem. Als diepe wortels ondergraaft ze hem, waardoor walkanten instorten, wegspoelen, opgaan in haar grote lichaam. Haar eroderende kracht ligt in elke druppel besloten. Water is met zovelen, een golfje komt nooit alleen. Haar massa en gewicht doet hem zwichten. Het geweld schuilt in haar meedogenloos geduld, dwingende vasthoudendheid en eindeloos uithoudingsvermogen.

Water is met zovelen, een golfje komt nooit alleen

Het slijpen, schuren en zuigen. Maar de bodem laat het toe en verliest zichzelf, vormt zich op het ritme van de golven, spiegelt de stroming. Het water, op haar beurt, zoekt houvast op de bodem en krijgt vorm door wat haar omringt. Ze kunnen elkaar dwars zitten. Maar ze kunnen niet zonder elkaar. Ze vullen elkaar aan. Ze zijn elkaars mal en voor altijd tot elkaar veroordeeld. Hun roekeloze overgave, dit opgaan in elkaar kan tot grenzeloze slurry leiden. Niet meer wetend waar de een begint en de ander ophoudt, kan het gevaarlijk worden, waar de waarschuwingsborden bij de zandopspuiting van getuigen – drijfzand.

Water laat zich gaan, geeft zich over aan het sturend mannelijk principe van de bodem en factoren van buitenaf zoals de wind, maar ook menselijk ingrijpen. Een boot, die het water in plooirokjes vouwt of even heftig doet borrelen. Het geweld van dijken, die haar de weg versperren, kribben die haar kracht willen breken. Hoe geloofwaardig zijn zij? Kunnen zij wel waarmaken, wat ze beweren? Water is koppig en eigenzinnig. Ongrijpbaar en daarmee onkwetsbaar stroomt ze verder, zoekt de bodem die haar past en gaat haar eigen grillige gang.

tejavanhoften@zeelandnet.nl

nl_NL_formalDutch