Kunsten ’92: Cultuur en Corona, een jaar later

  • beleid & politiek
  • landelijke instellingen

In maart 2021 publiceerde Kunsten ’92 Cultuur en Corona, een jaar later waarin uiteen wordt gezet hoe binnen de letteren, de creatieve industrie, de beeldende kunsten, de podiumkunsten en de film/av-industrie er grote verschillen bestaan wat betreft de impact van de coronacrisis. Uit de verschillende analyses blijkt dat de grootste slachtoffers van de crisis de makers, zzp’ers en kunstenaars zijn.

De sector is door de anderhalve metermaatregelen en lockdowns zwaar geraakt. “De steun die tot nu toe naar de sector is gevloeid, is succesvol geweest in het overeind houden van de zichtbare spelers: musea, gezelschappen en podia. Maar die steun is veelal generiek en bereikt een groot deel van de sector niet.”, aldus Marianne Versteegh en Edo Dijksterhuis in het voorwoord van de publicatie.

De oorzaak van de verschillen in effecten van de crisis hebben volgens Versteegh en Dijksterhuis te maken met grove weeffouten die het Nederlandse kunst- en cultuurbeleid vertoont. In vijf hoofdstukken worden de grote verschillen qua impact uiteengezet.

In BK-informatie beperken we ons tot een weergave van het hoofdstuk over beeldende kunst.

Beeldende kunst

Steunmaatregelen hebben ervoor gezorgd dat vrijwel de gehele infrastructuur nog overeind staat, maar onder de oppervlakte vindt uitholling plaats. Dijksterhuis spreekt van een “een kroniek van uitgestelde implosie”. De zwaarste lasten komen bovendien terecht bij de makers.

De makers

De schade aan de beeldende kunstsector lijkt na een jaar coronacrisis mee te vallen. De musea staan nog overeind en de presentatie-instellingen trokken zich terug in de luwte. Galeries bleven open op afspraak en wendden zich tot digitale platforms. Kunstbeurzen sloegen uiteindelijk een jaar over en richten zich weer op de volgende editie. Met de kunstenaars zelf echter gaat het minder goed, vooral beginnende kunstenaars hebben het zwaar. “De mogelijkheden om kunst te tonen en mogelijk verkopen zijn afgenomen. Daarnaast zijn ook de bijbanen die kunstenaars vaak hebben – gastdocentschap, art handling en natuurlijk de horeca – geraakt door corona.”

De schade aan de beeldende kunstsector lijkt na een jaar coronacrisis mee te vallen. Met de kunstenaars zelf echter gaat het minder goed

Het CBS berekende dat het gemiddelde inkomen van zzp’ers in de kunsten in het derde kwartaal van 2020 met 68,2% is gedaald in vergelijking met het jaar daarvoor. Dat gemiddelde inkomen bedroeg € 18.340 per jaar. De steunmaatregelen van de overheid, vooral de Tozo, helpen een beetje maar bieden zeker niet voor iedereen voldoende soelaas.

De verkopers

Met een deel van de verkopers van beeldende kunst gaat het goed. “De omzetten in de zogenaamde secundaire kunstmarkt, waar kunst wordt verkocht die minstens één eerdere eigenaar heeft gehad, zijn in coronatijd gelijk of liggen hoger dan daarvoor.” Bovendien is het aanbod gestegen, doordat mensen hun tijd thuis benutten om op te ruimen. Door het thuis zitten hebben veel mensen bovendien tijd en geld over waardoor er meer wordt geboden en meer kunst wordt gekocht, met name bij online veilinghuizen.

Met een deel van de verkopers van beeldende kunst gaat het goed. Bij de galeries is het beeld gevarieerder

Bij de galeries is het beeld gevarieerder. Met de toplaag gaat het nog steeds goed. Sinds het begin van de pandemie zag 62% van de galeries hun inkomsten dalen, de kosten daalden echter ook. De kunstbeurzen zijn allemaal opgeschoven, maar omdat het publiek over het algemeen wat ouder en voorzichtig is, zal ook daar de omzet lager zijn dan voorheen.

De toners

Ondanks overheidssteun begint de museale infrastructuur zijn eerste scheuren te vertonen. Vorig jaar al hadden de musea een derde van de tijdelijke contracten beëindigd. Begin januari 2021 zei 10% van de musea ook te gaan snijden in de vaste contracten. De werkdruk zal verder stijgen en de jongere generatie komt niet aan de bak. Zo gaat uiteindelijk de kennis over de collecties verloren: er dreigt een braindrain.

Vorig jaar al hadden de musea een derde van de tijdelijke contracten beëindigd. Ook bij de presentatie-instellingen neemt de werkdruk toe voor de vaste krachten die overblijven

De presentatie-instellingen zijn op enkele uitzonderingen na, afhankelijk van steun van lagere overheden, fondsen en particulieren. Jaarlijks zou er 5,5 miljoen euro bij moeten om te kunnen opereren volgens de regels van de Fair Practice Code (De Zaak Nu, april 2019). Ook bij de presentatie-instellingen neemt de werkdruk toe voor de vaste krachten die overblijven. Daarnaast werkt het gebrek aan perspectief ondermijnend.

De ondersteuners

De verdeling van het tweede steunpakket van het Rijk verloopt traag, bovendien is 270 miljoen euro (120 in 2020 en 150 miljoen tot juli 2021) die via gemeenten wordt uitgegeven niet geoormerkt. Er zijn ook zorgen over het zogenoemde trickle down effect vanuit OCW: de steun aan BIS-instellingen zou als vanzelf doorvloeien naar kleinere instellingen en uiteindelijk bij de makers terechtkomen: dat blijkt niet te werken. “Het steungeld blijft bijna geheel steken in de institutionele structuren en de vaste banen die erbij horen. De kunstenaars, die voor 94% te boek staan als zzp’er, vissen achter het net.”

Er zijn zorgen over het zogenoemde trickle down effect vanuit OCW. Het steungeld blijft bijna geheel steken in de institutionele structuren en de vaste banen die erbij horen

“Als de generieke steunmaatregelen zo meteen wegvallen en er ook geen Tozo meer is, zullen veel kunstenaars hun atelier moeten opzeggen. Het Mondriaan Fonds heeft wel vorig jaar € 3,5 miljoen extra aan individuele steun uitgedeeld en doet er in 2021 met € 7,5 miljoen extra nog een flinke schep bovenop. Het effect van die hulp is beperkt, maar met dat geld krijgen ruim 800 kunstenaars een halfjaar ademruimte. Dat aantal komt bovenop de ongeveer 3.600 kunstenaars die in 2020 ondersteund werden via één van de vaste regelingen van het fonds.”

 De publicatie Cultuur en Corona. Een jaar later kunt u hier downloaden

Meer Artikelen

ADVERTENTIES