Online BK-lezing door Gijs Frieling
Aanmelden voor de lezing is vanaf 11 februari niet meer mogelijk.
De lezing wordt live gestreamd en het publiek krijgt na afloop de gelegenheid vragen te stellen. De eerste 70 abonnees van BK-informatie die een ticket voor de lezing aanschaffen, krijgen van ons gratis toegang tot Art Rotterdam in de Van Nelle Fabriek (mei 2022). Kaarten zijn nog beschikbaar.
De percentageregeling beeldende kunst bij Rijksgebouwen bestaat sinds 1951. Zij werd in het leven geroepen op aandringen van voormalig Rijksbouwmeester Gijsbert Friedhoff. Friedhoff had onder andere in het door hem ontworpen ministerie van Landbouw en Visserij aan de Bezuidenhoutseweg in Den Haag een uitgebreid programma van allegorische muurwerken laten aanbrengen in de vier trappenhuizen van het ministerie. Elke afdeling van het departement had specifieke onderwerpen toegewezen gekregen en er waren per trappenhuis verschillende wandtechnieken vastgesteld: fresco, mozaïek en graffito (gelaagd en uitgekrast stucwerk). De periode van de wederopbouw was een dankbare tijd voor dit initiatief. De Rijksoverheid bouwde veel en er was een sfeer van idealisme die vroeg om verbeelding. De symbolische en ondubbelzinnige beeldtaal uit die tijd komt op ons merkwaardig naïef over. Zo werd bij alle politiebureaus (waarvan er in de jaren vijftig en zestig vele tientallen verrezen) steevast opdracht gegeven om een bronzen haan te maken. De haan symboliseerde waakzaamheid, iets waarvan de universele verstaanbaarheid verondersteld werd.
Inmiddels hebben samenleving en kunst verschillende ontwikkelingen doorgemaakt. Het vertrouwen van de burger in de overheid heeft verschillende crises doorgemaakt en in de kunst is de autonomie en het auteurschap van kunstenaars steeds verder op de voorgrond komen te staan. Al in de jaren tachtig is daardoor duidelijk te zien hoe de opdrachten die in het kader van de percentageregeling beeldende kunst worden uitgevoerd vaak alleen te begrijpen zijn in de context van het oeuvre van de kunstenaar en dat de relatie tot het gebouw of de Rijksdienst die er zetelt enkel die van een kapstok of podium is. In deze periode is onder andere een aantal werken van kunstenaars uit de Arnhemse school gerealiseerd. Deze ingrijpende ruimtelijke ontwerpen behoren in sommige gevallen tot de meest ambitieuze werken die in het kader van de percentageregeling zijn uitgevoerd, tegelijkertijd is eigenlijk onnavolgbaar wat deze kunstwerken verbeelden, laat staan in hoeverre ze de Rijksoverheid representeren.
Tegelijkertijd is onnavolgbaar wat deze kunstwerken verbeelden, laat staan in hoeverre ze de Rijksoverheid representeren
Daarna zien we vanaf het begin van deze eeuw geregeld dat kunstenaars zich spiegelend opstellen en de Rijksorganisaties waar- voor zij een opdracht maken kritisch benaderen. De betrokkenheid bij de opdrachtgever is dan dus juist weer groot maar niet vanuit een als universeel en gemeenschappelijk opgevat ideaal van burger/kunstenaar en overheid zoals in de jaren vijftig.
Een mooi voorbeeld is het werk van Jill Magid voor de AIVD (Algemene Inlichtingen en Veiligheids Dienst). De AIVD had in zijn opdrachtomschrijving onder andere geschreven dat hij een moderne transparante organisatie wil zijn. Magid stelde daarop voor om geheim agenten anoniem te interviewen en deze interviews te publiceren in een boek. De kunstcommissie (waarin de AIVD uiteraard was vertegenwoordigd) reageerde enthousiast, maar eiste wel dat zij de manuscripten vóór publicatie mocht inzien en redigeren in verband met de veiligheid van het land en haar medewerkers. Het manuscript dat Magid uiteindelijk van de AIVD terugkreeg bleek voor meer dan de helft te zijn weggelakt. Vervolgens besloot de kunstenaar het niet uit te geven maar het geredigeerde exemplaar in een vitrine tentoon te stellen in haar expositie in Tate Modern waarvoor zij inmiddels was uitgenodigd.
De Rijksoverheid bouwde veel en er was een sfeer van idealisme die vroeg om verbeelding
Op dit moment bevinden we ons in de situatie dat de autonomie van kunstenaars in de samenleving minder vanzelfsprekend aan het worden is. Kunstenaars die een opdracht van het Rijk uitsluitend zien als de mogelijkheid om een kostbare parel aan de ketting van het eigen oeuvre te rijgen worden niet snel meer geselecteerd. Steeds vaker worden ook ontwerpers uitgenodigd om in het kader van de percentageregeling een werk te maken. Dat heeft uiteraard ook te maken met ontwikkelingen in het kunstenveld waar de grens tussen kunstenaars en ontwerpers aan het vervagen is, maar ik zie het ook als teken van een zeker ongeduld met kunstenaars die alleen met hun eigen verhaal bezig wil zijn.