Evaluatie Richtlijn en Experimenteer-
reglement Kunstenaars-
honorarium

  • beleid & politiek

In opdracht van BKNL, Beeldende Kunst Nederland, heeft onderzoeksbureau Berenschot in samenspraak met de begeleidingscommissie van BKNL het Evaluatierapport Richtlijn en Experimenteerreglement Kunstenaarshonorarium opgeleverd. BKNL vroeg Berenschot een tweeledig onderzoek uit te voeren: naar de Honorariumrichtlijn en naar het Experimenteerreglement.

Een terugblik 

Per 1 januari 2017 werd de Richtlijn voor kunstenaarshonoraria geïntroduceerd. Doel van de richtlijn is kunstenaars te belonen voor hun werk ten behoeve van tentoonstellingen en andere vormen van presentaties, los van vergoeding voor onkosten. De richtlijn is een handreiking aan zowel kunstenaars als instellingen en musea. Iedereen die actief is binnen de beeldende kunst als kunstenaar, curator, opdrachtgever of als deelvertegenwoordiger van de sector, kan gebruik maken van het rekenmodel en de checklist die onderdeel uitmaken van de richtlijn. Met de richtlijn beoogde de sector te komen tot een professionelere contract- en onderhandelingspraktijk bij tentoonstellingen zonder verkoopdoel. 

De richtlijn is een handreiking aan zowel kunstenaars als instellingen en musea

Het Mondriaan Fonds riep in 2017 een tijdelijke regeling in het leven om de toepassing van de richtlijn gedurende vier jaar te be- vorderen: het Experimenteerreglement Kunstenaarshonorarium. Beeldende kunstinstellingen die de richtlijn toepassen kunnen op basis van de regeling voor honoraria aan kunstenaars een gedeeltelijke compensatie aanvragen. OCW stelde hiervoor een budget beschikbaar. In 2017 en 2018 had het Mondriaan Fonds een bedrag van 600.000 euro beschikbaar om instellingen te compenseren. In 2019 en 2020 bedroeg dit jaarlijks 690.000. Aanvragen konden worden ingediend tot het budget voor de regeling was uitgeput. 

In 2018 toonde onderzoek aan dat de richtlijn behulpzaam was bij de afstemming tussen kunstenaars en opdrachtgevers: na de invoering nam een eerlijke(re) honorering van kunstenaars toe. Het aantal musea en instellingen dat kunstenaars adequaat beloonde was, mede door het Experimenteerreglement van het Mondriaan Fonds, in een jaar verdubbeld.
Het Experimenteerreglement Kunstenaarshonoraria, dat er op was gericht instellingen te laten wennen aan het nieuwe normaal, is inmiddels gestopt nu het budget is uitgeput. Voor instellingen met meerjarige financiering door het Rijk of het Mondriaan Fonds is vanaf 2021 voorzien in een tijdelijke verhoging van het subsidiebudget, gefinancierd uit covid-steungelden. Voor opdrachtgevers die niet in aanmerking komen voor meerjarige financiering (veruit de meeste instellingen) is er vanaf 2021 geen structurele suppletieregeling meer 

Kunstenaarshonorariumrichtlijn 2.0 

Vrijwel alle (kunst)instellingen verklaren nog steeds achter de richtlijn te staan, en het principe dat kunstenaars betaald moeten worden is zelden meer een discussiepunt. Tegelijkertijd zijn er ook kanttekeningen bij de Richtlijn en nu het Experimenteerreglement Kunstenaarshonoraria is uitgeput neemt naar inschatting van BKNL de kans toe dat het draagvlak voor de richtlijn afkalft. Er wordt daarom toegewerkt naar een Kunstenaarshonorariumrichtlijn 2.0, waarbij een aandachtspunt is hoe de toepassing van de normen door de instellingen aangepast en gefinancierd kan worden. 

Er wordt toegewerkt naar een Kunstenaarshonorariumrichtlijn 2.0

Omdat, gezien de impact van de coronacrisis, 2021 niet het meest geschikte moment is om de overgang te maken naar een situatie waarin de richtlijn niet meer met flankerend beleid wordt ondersteund, heeft BKNL demissionair minister Van Engelshoven laten weten dat een voortzetting van de tijdelijke covid-regeling Kunstenaarshonorarium of een hernieuwde (tijdelijke) voortzetting van het Experimenteerreglement de aanbeveling verdient. 

Meer aanbevelingen 

Uit de onderzoeken naar de Honorariumrichtlijn en de Experimenteerregeling komen onder meer de volgende aanbevelingen naar voren: 

  • Omdat de honorariumrichtlijn inmiddels brede bekendheid geniet en wordt gewaardeerd als een concrete uitwerking van de Fair Practice Code, is het goed om te waken voor een te rigide uitvoeringspraktijk. “Het verdient aanbeveling dat het Mondriaan Fonds en de betrokken landelijke organisaties uitdragen – misschien nog wel actiever dan nu al gebeurt – dat er goede redenen kunnen zijn om van de richtlijn af te wijken. Niet om de kunstenaar af te schepen met een lager honorarium, maar omdat de werkelijkheid te complex is voor een ‘one size fits allbenadering’.”
  • De uitkomsten van richtlijn en beschikbare online calculator zijn bedoeld als minimumbedragen, maar worden in de praktijk gehanteerd als een gegeven. Het zou goed zijn om uit te dragen dat er in bepaalde gevallen meer honorarium kan (en soms zelfs moet) worden gegeven. Richting kunstenaars en instellingen zou bovendien nog nadrukkelijker kunnen worden gecommuniceerd dat over de beloningsbedragen onderhandeld kan (en soms moet) worden.
  • Omdat het van groot belang is dat ook provincies en gemeenten de richtlijn leren kennen en de toepassing onderschrijven en financieel mogelijk maken, moeten acties worden ontplooid die de bekendheid van de richtlijn en de toepassing ervan bij deze overheden vergroten.
  • De vaste productievergoeding is nu geënt op het onderscheid tussen nieuw werk, aanpassing van bestaand werk en bestaand werk. Voor velen is dit onderscheid moeilijk werkbaar. Bovendien lijkt het maken van nieuw werk te worden ontmoedigd omdat dit voor de instelling het duurst uitpakt. Overwogen zou kunnen worden om deze variabele te vervangen door de drieslag die door de beroepsvereniging van erkende componisten wordt gehanteerd: een onderscheid in de bewerkelijkheid van de productie (laag, gemiddeld, hoog).
  • Momenteel zijn alle beeldend kunstenaars voor de richtlijn gelijk. Overwogen zou kunnen worden om te erkennen dat er hiërarchie is in de kunstwereld. De richtlijn kan dan worden verfijnd door onderscheid te maken naar verschillende statusprofielen van kunstenaars. Bijvoorbeeld: student, startend, gearriveerd, internationale top.
  • Overwogen zou kunnen worden om voor de gebruiksvergoeding geen onderscheid te maken naar looptijd van de tentoonstelling, maar naar categorieën van ruimten, binnen danwel buiten.
  • In het rekenmodel zou nog eens gekeken moeten worden naar de factor ‘aantal deelnemers aan de tentoonstelling’. De richtlijn en de calculator zijn nu minder bruikbaar bij tentoonstellingen met meerdere kunstenaars, soms opererend in een wel of niet exact gedefinieerd collectief verband. Er is aangegeven dat voor groepstentoonstellingen de adviesbedragen nu te hoog uitpakken. Dit speelt vooral doordat collectieven (vooral duo’s) steeds meer voor lijken te komen in de kunst.
  • De richtlijn is nu gebaseerd op een definitie van het soort kunstenaar. Dat lijkt een wat achterhaalde benadering. Een alternatief zou zijn om meer de kunstinstelling als uitgangspunt te nemen en te bepalen dat kunstenaars die daar op een bepaalde manier worden geprogrammeerd in aanmerking komen voor een honorarium conform de richtlijn. Dit is inherent aan het vervagen van de grenzen tussen kunstdisciplines en genres. 

Download hier het rapport

Meer Artikelen

ADVERTENTIES