Cultuurmonitor 2021

  • beleid & politiek
  • onderzoek

Binnen de culturele sector worden, ten gevolge van de coronacrisis, zware verliezen geleden, wat met name de zzp’ers in de sector raakt. Daarnaast zijn zowel publieksbereik als de frequentie van cultuurbezoek gedaald. Dat zijn enkele conclusies uit de eind vorig jaar verschenen Cultuurmonitor 2021.

De Cultuurmonitor is een online tool door en voor de culturele sector. De Boekmanstichting verzamelt de data, analyseert deze, rapporteert over langlopende trends en agendeert op actuele ontwikkelingen. 

Waar in 2018 nog bijna driekwart van de Nederlanders wel eens een bezoek bracht aan de podiumkunsten, is dat in 2020 minder dan de helft. Het filmbezoek is met 23 procent afgenomen, beeldende kunst met 18 procent en erfgoed met 19 procent. Voor 2021 worden vergelijkbare cijfers verwacht. Over de jaren heen – gemiddeld van 2014 tot 2020 – is cultuurbezoek ongelijk verdeeld over de bevolking. Het cultuurbereik verschilt gemiddeld het meest naar iemands opleidingsniveau, leeftijd en inkomen. Deze sociale verschillen lijken in 2020 te zijn toegenomen. 

Zelfstandigen

Zzp’ers in de sector zijn tijdens de coronacrisis het hardst geraakt door het wegvallen van inkomsten, het tekort aan financiële steun en het niet realiseren van trickle down effecten. Het aantal zelfstandigen steeg tussen 2010 en 2019 het sterkst in de deelsector kunsten en cultureel erfgoed, het aantal banen steeg echter niet.

Beeldende kunst 

De online Cultuurmonitor biedt informatie per deelsector. Binnen de beeldende kunst werden trends en ontwikkelingen rondom het vervaardigen, distribueren, tentoonstellen, aankopen en het ervaren van beeldende kunstobjecten bekeken. 

Kunst nog altijd erg ongelijk

De Cultuurmonitor over het domein Beeldende Kunst: “Vóór de coronacrisis was de positie van beeldend kunstenaars al bijzonder precair. En hoewel vele instellingen sinds de crisis hameren op recent opgestelde arbeidsrichtlijnen, is het domein Beeldende 

Kunst nog altijd erg ongelijk. De loonverschillen tussen beeldend kunstenaars zijn groot, vrouwelijke makers zijn ondervertegenwoordigd op beurzen en in collecties, en ondanks de toegenomen aandacht voor diversiteit blijven museum- en instellingsbesturen wit, hoogopgeleid en mannelijk. Daar komt bij dat bezoekersaantallen voor kunstmusea en instellingen na twee jaar corona nog altijd laag liggen, waardoor sommige instellingen het risico lopen op onherstelbare financiële schade. Toch zijn er ook lichtpuntjes: er wordt nog harder gestreden voor diversiteit en inclusie, kunstkopers blijven trouw, en digitalisering biedt sinds de coronacrisis ten dele een uitkomst voor musea, makers en galeries.” 

Cijfers 

Er worden momenteel 15.000 beeldend kunstenaars geteld (in 2012 nog 19.000 en in 2017 11.000). Tussen 2017 en 2019 maakten 13 duizend beeldend kunstenaars acht procent uit van de totale groep kunstenaars in Nederland. Alumni van een voltijds hbo-opleiding voor autonome beeldende kunst verdienden in 2020 anderhalf jaar na hun afstuderen gemiddeld zo’n 1.160 euro bruto per maand.

Er worden momenteel 15.000 beeldend kunstenaars geteld

Voor hun collega’s die de voltijdsopleiding docent beeldende kunst en vormgeving afrondden was dit gemiddeld 1.822 euro. Het gemiddelde van alle voltijds kunstopleidingen op het hbo ligt op 1.690 euro, dat van alle voltijds hbo-opleidingen op 2.427 euro. Afgestudeerden van een beeldende kunstopleiding vinden minder vaak een baan die bij hun opleiding past. 

Omzetdaling

Van diegenen die na de opleiding als beeldend kunstenaar werken en binnen de door het CBS gehanteerde definitie van beeldend kunstenaar vallen, werkt vrijwel iedereen als zzp’er. Over de effecten van de coronacrisis op hun inkomsten is nog geen eenduidig beeld te geven. Wel is duidelijk dat van degenen die binnen de SBI-categorie ‘Schrijven en overige scheppende kunsten’ vallen, 59,9 procent in 2020 te maken had met een omzetdaling van gemiddeld 50,1 procent ten opzichte van 2019.

Lokaliteit 

Beeldende kunst heeft een sterke relatie met musea en vooral presentatie-instellingen en is daarbij sterk verbonden met lokaal beleid. Musea voor beeldende kunst zijn voor een groter deel van hun inkomsten afhankelijk van gemeentelijke en provinciale subsidies. “Het tonen van beeldende kunst lijkt bij gemeenten bovendien van groeiend belang.

Het tonen van beeldende kunst lijkt bij gemeenten van groeiend belang

In het financieren van beeldende kunst geven de gemeenten die geld krijgen uit de Decentralisatie-Uitkering Beeldende Kunst en Vormgeving al jaren het grootste deel van dit budget uit aan musea. Het aandeel van presentatie-instellingen stijgt eveneens, maar met acht procent komt dit nog lang niet in de buurt van de 63 procent die musea voor beeldende kunst ontvangen.” 

Ongelijkheid 

Voor nieuwe makers en instellingen binnen het domein Beeldende Kunst lijkt het steeds moeilijker te worden. Dat heeft te maken met hoge vastgoedprijzen in stedelijke gebieden en de grote ongelijkheid binnen het domein, die in deze tijden van corona toeneemt.

Makers trekken steeds vaker samen op

De vraag is of er genoeg faciliteiten zijn voor nieuwe Nederlandse kunstenaars, galeries en instellingen. Makers trekken steeds vaker samen op om hun krachten te bundelen en binnen het huidige subsidiestelsel is er weinig ruimte voor duurzame ontwikkeling van jong talent. De coronacrisis heeft binnen het domein Beeldende Kunst geen omslag veroorzaakt. “De grootste trends – een instabiele en ongelijke arbeidsmarkt, digitalisering, de vraag of er voldoende subsidies en faciliteiten zijn om het domein structureel te onderhouden en een toenemende aandacht voor diversiteit en inclusie – speelden al vóór de coronacrisis.” 

Hier vindt u de gehele tekst over beeldende kunst uit de Cultuurmonitor

Meer Artikelen

ADVERTENTIES