Verwachting
Voor mijn vertrek lees ik mijn projectvoorstel nog eens door.
“My work expresses the exotic and unfamiliar.” En “to deepen my work I am looking for inspiration abroad.” Wat betekent dat eigenlijk exotic. Ik moet denken aan Michel Foucault en zijn inleiding voor The Order of Things. Hij citeert een stukje uit een Chinese encyclopedie. Hierin worden dieren in absurde categorieën ingedeeld.
(a) belonging to the Emperor, (b) embalmed, (c) tame,
(d) sucking pigs, (e) sirens, (f) fabulous, (g) stray dogs, (h) included in
the present classification, (i) frenzied, (j) innumerable, (k) drawn with a
very fine camelhair brush, (1) et cetera, (m) having just broken the water
pitcher, (n) that from a long way off look like flies.
In China hoop ik iets van deze wonderlijke gedachtesystemen terug te vinden. Want het zet meteen de vraagtekens bij onze eigen gedachtesystemen.
De Chinese cultuur is een mix van het confucianisme, taoïsme en het boeddhisme.
Een Chinees verhaal vertelt over de drie grote Chinese spirituele denkers. Lao Tze, Confucius en Boeddha proeven elk van wat azijn. Confucius vond het zuur, zoals hij ook de wereld en de mensen ervoer. Boeddha vond het bitter, zoals hij de wereld omschreef als lijdend. Lao Tze vond de azijn zoet smaken. Lao Tze is een belangrijke filosoof uit het taoïsme. Het taoïsme benadrukt een onderliggende harmonie in de wereld waarin verdeeldheid de macht lijkt te hebben. Wellicht vind ik hier iets meer van die wonderlijke gedachtesystemen.
Waar ik wel al mee te maken krijg is de regering van China, het is niet zo makkelijk om het land binnen te komen. En net als ik een visa wil aanvragen, zijn de regels (niemand weet precies hoe en wat) aangescherpt. Met een officiële uitnodiging van de gemeente van Chongqing, kopie van de legitimatie van de directeur, en een programma waarin staat wat ik elke dag ga doen etc., krijg ik met veel geluk mijn visa.
Ontvangst
Bij aankomst werd ik opgehaald door Hu Ke (general services in DAC). Ik was de enige niet-Chinees op de vlucht naar Chongqing dus hij herkende me meteen. Met de auto op weg naar Dimenions Art Center, artists-in-residency. Mijn eerste ritje door de concrete jungle. Want dat is het, overal rijzen grijze flatgebouwen op uit een groen gebergte, alsof ze zo uit de grond zijn geschoten. Hu Ke woont al 30 jaar in Chongqing en kent Tu Zeng (directeur) sinds zijn jeugd. De stad is onherkenbaar voor hem geworden, zo snel wordt er gebouwd. Op dit moment is het de snelst groeiende stad van de wereld. Maar als je goed kijkt, zie je dat er ook veel gebouwen leeg staan. Misschien wordt er hier iets te enthousiast gebouwd.
Chongqing ligt in het midden van China, het is in de bergen gebouwd. Of zoals de Chinezen hier zeggen: “Chongqing is in the mountains, and the mountains are in Chongqing”. Het centrum ligt daar waar de Yangtze en de Jilang rivier samenkomen. Het is me niet helemaal duidelijk hoeveel mensen er wonen aangezien de informatie op internet verschilt, maar volgens Hu Ke zijn er dat zo’n 30 miljoen in de provincie en 7 miljoen in de stad. Getallen die me doen duizelen.
DAC
We komen aan in onze buurt. Jinglongpo is de kunstbuurt van Chongqing. Er zijn veel (schilder)materialen winkeltjes en art spaces hier in de straat. Ook staat er nog een dependance van het Shichuan Fine Arts Institute. De nieuwe campus met ruim 5.000 studenten is verhuisd naar iets verder buiten de stad. Ik kom aan in mijn atelier. Heerlijk koel in mijn atelier, gelukkig heb ik een airco. Dat is wel nodig want al dacht ik lekker in de lente te beginnen, die bestaat hier niet, zei Hu Ke. Het is hier winter: erg koud of het is zomer: erg heet! In april kan het al 30 graden zijn zoals nu. Ik loop met Hu Ke mee en ontmoet het DAC team. Ik had iedereen al in mijn We chat, (de Aziatische whatsapp), waar ik al hele vrolijke berichtjes (hele reeks aan emoticons) had ontvangen. Het is een warm welkom, en het hele DAC team staat voor me klaar om me thuis te laten voelen, ik krijg zelfs brood melk en cookies. Iets waarvan ik dacht dat het niet te krijgen was in China.
Tegenover de wonderlijk rijke cultuur en de warme levendige bevolking van China, staat de regering en de traumatische politieke geschiedenis van China. Vlak voor mijn vertrek naar China, besluit president Xi Jinping de culturele vrijheid nog eens meer aan (de rode) banden te leggen.
De kunst hier is underground, en wordt niet opgemerkt door de bevolking en is daarom niet interessant voor de regering of de kunst is in samenwerking met, wat betekent dat kunst de rode (communistische) lijn volgt. Het DAC neemt hierin een interessante positie in, zij willen niet onzichtbaar blijven voor de bevolking (underground), maar de hedendaagse kunst met de bevolking verbinden. Omdat je hierdoor opvalt voor de regering gaan zij hiermee in dialoog. Verschillende keren heb ik dan ook bezoek gehad in mijn studio. Dan stond mijn atelier ineens vol met 10 ambtenaren.
Er wordt op de DAC geen traditionele kunst gemaakt of kunst met een rode lijn. In principe ben je als kunstenaar vrij te maken wat je wilt binnen de muren van je atelier. Omdat het DAC in dialoog is met de regering, wordt er bij de exposities wel gefilterd. Zo mogen er bijvoorbeeld geen afbeeldingen geëxposeerd worden van politieke figuren in dubieuze situaties.
Al snel voel ik me erg thuis op de DAC. De mensen die ik ontmoet zijn erg hartelijk. Chinezen zijn bescheiden heb ik gemerkt. Dat vind ik wel prettig. Geen bulldozers zoals Amerikanen of opgeblazen ego’s. Ook onder de kunstenaars geen overdreven show offs. Misschien komt het door een andere cultuur. De westerse taal is dualistisch opgebouwd, waarin we steeds onderscheid maken tussen onszelf en de rest. In de Chinese taal is het object altijd in relatie/context met de omgeving. De vertaling van een kameel is zoiets als: het schip van de woestijn. Deze relatie tussen de dingen, noemde Jung, die de I Tjing heeft bestudeerd, synchroniciteit. Het vertalen van Chinees naar Engels schijnt erg lastig te zijn. De taal is niet lineair opgebouwd, maar als patroon of tekening. De Chinees ervaart zichzelf misschien meer één met de omgeving, iets wat wij misschien alleen in onze kinderjaren ervoeren.
Een mooi voorbeeld is een gedicht uit de geschriften van Zhuang Zhou, Chinese dichter en taoïstisch filosoof uit de klassieke periode van de Chinese filosofie. “Eens op een dag droomde ik, Zhuang Zhou dat ik een vlinder was, een vlinder die fladderend rondvloog, tevreden met zichzelf en zich niet bewust dat hij mij was. Plotseling werd ik wakker en begon ik me er rekenschap van te geven dat ik nog altijd Zhou was. Nu is het de vraag of ik Zhou ben die droomde dat hij een vlinder was, ofwel een vlinder die droomde dat hij mij was. Toch bestaat er noodzakelijkerwijs een verschil tussen mij en die vlinder. Dat noemen we dan maar de verandering der dingen.”
Toen ik dit las moest ik meteen denken aan wat Hu Ke me over Chongqing vertelde; Chongqing is in the mountains, and the mountains are in Chongqing. Dat blijft maar bij me pingpongen, wat is nou in wat?
In een stad waar elke dag luidruchtig gebouwd, getoeterd, gegeten, geleefd en gedanst wordt, probeer ik in stilte de geschriften van Zhuang Zhou te lezen. Het lezen van Zhuang Zhou brengt me precies in de ruimte die ik zoek voor mijn werk, een ruimte van mogelijkheden, een ruimte voorbij het dualistisch westers denken waarin we steeds een onderscheid moeten maken tussen ‘het een’ of ‘het ander’. Een ruimte voor spontaniteit, waar het nutteloze, en ‘het niet weten’ belangrijk is.
Hands are the medium
Als uitgangspunt voor mijn tentoonstelling heb ik het in China populaire spel ping pong gebruikt. Samen met de innerlijke geschriften van Zhuang Zhou, ga ik een dialoog aan met het spel. De titel Play. Hands are the medium is een uitnodiging voor het spelen van het spel ping pong. Play refereert voor mij ook naar het spelen zelf, een belangrijk moment in het creatief proces, waar de dingen hun kans schoon zien om hun statische betekenis te verliezen. Het spelen met processen, die aan de gewaarwording/waarneming ten grondslag liggen, vormen het voornaamste materiaal in mijn werk. In mijn zoektocht naar hoe we naar de dingen kijken kwam ik het Chinese teken voor ‘zien’ tegen. Het Chinese karakter 看 (kàn) betekent zien of kijken. Het bestaat uit twee karakters: Hand (手) en Ogen (目). Dit kan zowel voor de maker als voor de toeschouwer van betekenis zijn. Op de opening van mijn expositie maakt de directeur (Tu Zeng) nog een verwijzing naar het spel ping pong en de regels van de regering “You are not playing ping pong but ping pong plays you.” Op een zelfde manier spreken wij onze taal niet, maar spreekt de taal ons. Na drie maanden zit ik weer in het vliegtuig naar Nederland, en moet ik helaas afscheid nemen van Chongqing. Dat noemen we dan maar de verandering der dingen.