Kunstenaar Roos van Geffen werkt met video, installatie en fotografie. De centrale vragen die zij stelt in haar kunstpraktijk is: Wat betekent het om mens te zijn? Wat betekent het om te leven en te sterven, te voelen en aanwezig te zijn in deze wereld en in ons lichaam? Ze onderzoekt verschillende manieren om het menszijn zelf te onthullen, waarbij het lichaam (of delen ervan) de vertolker is van abstracte ideeën. Haar artistieke proces is autobiografisch en fenomenologisch en begint met het onderzoeken van haar persoonlijke levenservaring, die ze in het uiteindelijke werk verbindt met grotere tendensen.
In 2023 verbleef Van Geffen als artist-in-residence bij Buitenplaats Doornburgh in Maarssen, om werk te creëren voor Prikkel, de laatste tentoonstelling van Stichting Buitenplaats Doornburgh. De eigenaar besloot het gebouw te verkopen, waarmee deze prachtige artist-in-residency en tentoonstellingsplek verdwijnt.
Een bevriende kunstenaar stuurde me de open call voor deze residency, uitgezet onder kunstenaars en wetenschappers om (artistiek) onderzoek te doen naar prikkelverwerking en nieuw werk te ontwikkelen voor de tentoonstelling Prikkel, een samenwerkingsproject van het Universitair Medisch Centrum Utrecht, de HKU en Schweigman&. Uitgangspunt was de vraag Zijn we momenteel allemaal overprikkeld in de huidige maatschappij? En in het verlengde daarvan Wat kunnen we leren van onze eigen en andere belichaamde ervaringen van de wereld? Deze vragen spraken me aan, omdat ik een hoofd en lijf heb waar prikkels vrij ongefilterd binnenkomen; ik ervaar licht, geluid, geur, emoties en spanningen heel sterk alsof mijn voelsprieten extra ver uitreiken. Gedurende deze residency was mijn uitgangspunt om werk te creëren dat niet alleen zou gaan over mijn eigen ervaring, maar ook reflecteert op het abstracte gevoel van overprikkeling en hoe je die complexe gevoelens laat stromen.
Wat kunnen we leren van onze eigen en andere belichaamde ervaringen van de wereld?
Het voormalige klooster van Buitenplaats Doornburgh bleek een goede context voor onderzoek naar prikkelverwerking. Het gebouw, ontworpen in de stijl van de Bossche School, dwingt stilte en concentratie af. Het klooster is ontworpen volgens het ‘plastisch getal’, een verhoudingensysteem, bedacht door de monnik Dom Hans van der Laan, gebaseerd op het getal zeven en de verhoudingen van het menselijke lichaam. Mijn residency was opgesplitst in twee periodes. De eerste periode, begin maart, woonde en werkte ik een aantal weken aan de noordkant van het gebouw. Door de verdiepte ramen in de dikke grijze muren bereikte zonlicht moeilijk de cellen, waardoor de ruimtes vaak donker en koud waren. Terwijl andere residenten het gebouw zwaar en soms zelfs depressief noemden, ervaarde ik het ook als omhullend.
In de eenvoudige en sobere ruimtes kwam ik tot rust, ik las over prikkelverwerking, over de invloed van sociale media, schreef in stilte en wandelde langs de Vecht. Af en toe ontmoette ik andere residenten, we aten samen. Vanuit een gedeelde fascinatie voor prikkelverwerking spraken we over lichaamsperceptie en -bewustzijn, de fenomenologie en hoe persoonlijke ervaringen te verweven in je werk.
In de laatste week experimenteerde ik met mijn analoge camera om te onderzoeken of ik in een zelfportret kon vangen hoe vol het soms in mijn hoofd is en voelt. Door één negatief meerdere keren te belichten (dus twee of meer foto’s op één negatief), ontstaat een gelaagd beeld. Hoe meer beelden op één negatief, hoe meerduidiger en abstracter het beeld wordt.
De spanning van het niet weten hoe het er precies uit gaat zien was verslavend en fungeerde als een ritueel om tot rust te komen
In de maanden daarna maakte ik steeds meer van deze multi-exposure zelfportretten. De spanning van het niet weten hoe het er precies uit gaat zien was verslavend en fungeerde als een ritueel om tot rust te komen. Uiteindelijk selecteerde ik uit meer dan zeventig foto’s, zeven foto’s, die ik zelf afdrukte op barietpapier. In de ruimte waar ik de serie Overexposed exposeerde, bleek dat een selectie van vijf het beste werkte.
Gedurende het halve jaar waarin verschillende residenten onderzoek deden naar prikkelverwerking organiseerde Buitenplaats Doornburgh Art Science Prikkeltalks; avonden waarop de residenten hun bevindingen deelden en wetenschappers, kunstenaars en publiek in gesprek gingen over sensorische integratie, neurodiversiteit en ‘de overprikkelde samenleving’. Hier gaf ik een artist talk, waarin ik prikkelverwerking koppelde aan de fenomenologie en liet zien hoe dat verweven is in mijn werk.
In de ruimte waar ik de serie Overexposed exposeerde, bleek dat een selectie van vijf het beste werkte
Het tweede deel van mijn residency was in de lente en ik verbleef aan de zonnige zuidkant van het gebouw. Een verademing na de donkere weken aan de noordkant, het gaf nieuwe energie aan mijn maakproces. Toen ik bij toeval een filmpje toegestuurd kreeg – van een moshpit, waarin mensen hun lichaam in een kolkende mensenmassa stortten – dat ik steeds opnieuw wilde kijken, wist ik dat het een beginnetje van nieuw werk kon zijn. Het ontroerde me. Er zat een overgave en een afwezigheid van angst in en iets gewelddadigs, wat me fascineerde, maar ook beangstigde.
In de weken die volgden speurde ik op You Tube en sociale media naar beelden die ik kon gebruiken
Tijdens sommige concerten ontstaan vanuit grote mensenmassa’s cirkels en op een gegeven moment duikt iedereen tegelijkertijd in één grote beweging op elkaar. Dit heet een circlepit; een collectief ritueel, met eigen, ongeschreven regels, intuïtief aangevoeld en bewaakt door de groep. Ik zie er het verlangen in om deel uit te maken van iets groters, een manier om doorheen een ander jezelf te voelen. Het deed me denken aan wat in de wetenschap diepe druk genoemd wordt, iets waar ik vóór dit project nog nooit van had gehoord. Diepe druk op een overprikkeld lichaam zorgt ervoor dat het tot rust komt.
In de weken die volgden speurde ik op You Tube en sociale media naar beelden die ik kon gebruiken. Alle video’s van circlepits die ik online vond waren vanuit publieksperspectief of vogelperspectief gefilmd. Maar ik wilde die mensenmassa’s recht van boven zien, zodat het kon loskomen van de context en het abstracter kon worden, zodat ook andere associaties kunnen ontstaan. In de maanden na de residentie bezocht ik metal-concerten, mailde met bands, festivals en podia, filmde ik in de Melkweg kolkende massa’s recht van boven, maar vond uiteindelijk de juiste beelden op een groot metal-festival in België, wat leidde tot het videowerk Leib.
Parallel aan dat proces ontstond een ander werk; ’s Nachts worden de messen geslepen, vanuit de fascinatie voor mijn eigen tanden, versleten door nachtelijk knarsen. Een half jaar eerder vond ik in mijn badkamerkastje twee gipsen gebitjes, afgegoten door de tandarts, die ik meenam naar Maarssen. De ene twintig jaar oud en helemaal gaaf, de andere vijf jaar oud, waarbij de voortanden twee millimeter afgesleten waren. Van het gave gebitje maakte ik een mal, zodat ik zelf gebitjes kon afgieten in gips. Door ze lang op elkaar te schuiven, dwarrelde er gipspoeder omlaag. Ik zag het als metafoor voor de destructieve kracht van onderhuidse spanningen, in mijzelf maar ook in de wereld. In de maanden daarna werkte ik dat idee uit. Dit leidde tot een kinetische installatie, met zeven gebitten op een rij, elk gebit knarsend met een eigen snelheid en kracht, sommige gebitjes leken te lachen, een ander leek woedend, weer een andere riep een nerveus gevoel op. De gebitjes werden in beweging gezet door onzichtbare machientjes, (gemaakt door de fantastische Uif Putters) waardoor gruis uit de gebitten dwarrelde, dat in witte wolken achterbleef. Uiteindelijk vernietigde het werk zichzelf gedurende de tentoonstelling.
Terugkijkend was de residency voor mij een waardevolle periode van rust, focus en creatie, gevoed door de dialoog tussen kunst en wetenschap en de interactie met andere residenten. De drie kunstwerken zijn met elkaar verbonden en bewegen van het persoonlijke naar het universele. Het proces begint met mijn zeer individuele ervaring van een te vol hoofd in Overexposed. Daarna neemt de afstand iets toe in ’s Nachts worden de messen geslepen, dat intiem maar minder persoonlijk is, zowel qua inhoud als vorm. Uiteindelijk zoomt het letterlijk uit naar de collectieve beweging in het videowerk Leib, die ook abstract kan worden gezien.”
Namens Roos van Geffen met dank aan: Mondriaan Fonds, Joanna van Dorp, Henny Dörr/HKU, Schweigman&, UMC Utrecht én de kunstenaars Molly Palmer, Shertise Solano, Margriet van Breevoort, Silvana Hurtado-Dianderas, Vinny Jones, Boukje Schweigman, Johannes Bellinkx en weten-schappers Anouk Keizer, Odile van Stuijvenberg en Deanne Spek.